Houd deze bij het bestuderen van de handleiding · Horizontale resp. zijwaartse fijninstelling open. Voetschroef van de driepoot In de tekst van deze handleiding wordt met »het appa- £ raat« altijd de POS 15 of POS 18 bedoeld. Driepoot Laserlood ¡ Gids Apparaathuis achterzijde 1 Objectief...
Pagina 7
6.1.5 Begrippen en hun beschrijvingen ..........312 6.1.6 Afkortingen en hun betekenissen .
Pagina 8
Atmosferische correcties ............331 9.5.1 Correctie van de atmosferische invloeden .
Aanpassingen of veranderingen aan het apparaat zijn niet toegestaan. 2.2 Apparaatbeschrijving Met het Hilti POS 15/18 totaalstation kunnen voorwerpen als punt in de ruimte worden vastgelegd. Het appa- raat heeft een horizontale en een verticale cirkel met digitale cirkelindeling, twee elektronische libellen (com-...
Netsnoer incl. laadkabel voor acculader Acculader Batterijen type Lithium-ion 3.8 V 5200 mAh Reflectorstaaf Afstelsleutel POW 10 Opschriften met laserwaarschuwingen Fabriekscertificaat Handleiding Hilti-koffer Optioneel: Hilti PROFIS Layout (CD‑ROM met PC‑software) Optioneel: Dongle voor PC‑software Optioneel: USB-datakabel 3 Toebehoren Afbeelding Omschrijving Beschrijving Batterij POA 80...
Pagina 12
Statief PUA 35 Afstelsleutel POW 10 Alleen gebruiken door getraind perso- neel! HILTI PROFIS Layout Applicatiesoftware om uit CAD-data positioneringspunten te genereren en naar het apparaat over te brengen. Dongle POA 91 Datakabel POW 90 Printed: 20.04.2017 | Doc-Nr: PUB / 5135722 / 000 / 00...
Deze apparaten den. Draai geen schroeven op de handgreep aan! kunnen zonder verdere beveiligingsmaatregelen worden Gebruik om letsel te voorkomen alleen originele Hilti gebruikt. Toch mag men, evenals bij de zon, niet direct in toebehoren en hulpapparaten.
Om foutieve metingen te voorkomen, moet het Bij het uitlijnen van het apparaat met de libel uitgangsvenster van de laser schoon worden ge- alleen schuin op het apparaat kijken. houden. k) Vergrendel het batterijvak zorgvuldig, zodat de g) Ook al is het apparaat gemaakt voor zwaar ge- batterijen er niet uitvallen en contact blijft be- bruik op bouwplaatsen, toch dient het, evenals staan.
Voor iedere bouwlijn worden twee eindpunten op de grond gemarkeerd. Vanuit deze markeringen worden de afzonderlijke bouwelementen uitgezet. Bij grotere gebouwen is een groot aantal bouwlijnen aanwezig. 6.1.3 Vakspecifieke begrippen Apparaatassen Doelas Verticale as Tapoffset Horizontale cirkel / Horizontale hoek Van de gemeten horizontale cirkelaflezingen met 70°...
Verticale cirkel / verticale hoek Doordat de verticale cirkel met 0° t.o.v. de gravitatierichting of met 0° t.o.v. de horizontale richting is uitgericht, worden hierbij zogenaamde hoeken van de gravitatierichting bepaald. Met deze waarden worden horizontale afstanden en hoogteverschillen berekend op basis van de gemeten schuine afstand.
Schuine afstand (As) Afstanden van het midden van de telescoop tot het punt waar de laser- straal het richtoppervlak raakt. Horizontale afstand (Ah) Projectie op het horizontale vlak van de gemeten schuine afstand. Alhidade Een alhidade is het draaibare middendeel van het totaalstation. Dit onderdeel bevat normaal gesproken het bedieningspaneel, libellen voor het horizontaal stellen en binnenin de horizontale cirkel.
ΔN(x) Delta noord ΔOffs Delta offset ΔLn Delta lijn 6.2 Hoekmeetsysteem 6.2.1 Meetprincipe Het apparaat berekent elke hoek op basis van twee cirkelaflezingen. Voor de afstandsmeting worden via een zichtbare laserstraal meetgolven verstuurd, die door een object worden gereflecteerd. Uit deze natuurkundige elementen worden de afstanden bepaald. Met behulp van de elektronische libellen (compensatoren) wordt de hellingshoek van het apparaat bepaald, de cirkelaflezing gecorrigeerd en uit de gemeten schuine afstand de horizontale afstand en het hoogteverschil berekend.
AANWIJZING Controleer regelmatig de afstelling van de zichtbare lasermeetstraal ten opzichte van de doelas. Indien een afstelling noodzakelijk is of als u dat vermoedt, stuur het apparaat dan op naar de dichtstbijzijnde Hilti-service. 6.3.2 Richtpunten Met de meetstraal kan op elk vast richtpunt worden gemeten.
Met de opdruk op de reflectorfolie is een betrouwbare richtings- en afstandsmeting gewaarborgd; bovendien biedt de reflectorfolie een grotere reikwijdte dan bij andere richtoppervlakken. Reflectorstaaf- lengtes POA 50 (me- 100 mm 400 mm 700 mm 1.000 mm 1.300 mm trisch) POA 51 (imperi- 4"...
Buiten is de meetstraal echter slechts beperkt zichtbaar en is deze methode vrijwel niet bruikbaar. 6.7 Gegevenspunten Hilti totaalstations meten gegevens waarvan de resultaten een meetpunt opleveren. Op dezelfde manier worden gegevenspunten met hun positiebeschrijving gebruikt in applicaties, bijvoorbeeld voor locatie of stationsvastlegging.
Pagina 24
Geselecteerd bereik vergroten. AANWIJZING Puntgegevens waaraan een grafisch element is gekoppeld, kunnen op het totaalstation niet worden gewijzigd of verwijderd. Deze bewerking kan alleen in Hilti PROFIS Layout plaatsvinden. Punten uit een lijst Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm.
Punten met handmatige invoer Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Punt uit kaart selecteren. Punt uit lijst selecteren. Invoer bevestigen en opslaan. 7 Eerste stappen 7.1 Batterijen Het apparaat is voorzien van twee batterijen, die na elkaar worden ontladen. De actuele laadtoestand van beide batterijen wordt voortdurend aangegeven.
7.5 Bedieningspaneel Het bedieningspaneel bestaat uit in totaal 5 toetsen met daarop aangebrachte symbolen en uit een aanraakgevoelig scherm (touchscreen) voor de interactieve bediening. 7.5.1 Functietoetsen De functietoetsen zijn voor de algemene bediening. Apparaat in- en uitschakelen. Achtergrondverlichting in- en uitschakelen.
Instructieregel geeft het onderwerp aan Statusweergave voor batterij en laserpointer Tijd- en datumweergave en -invoer Hiërarchie van de menuniveaus Aanduiding van de datavelden in & Datavelden Ondersteunende maatschetsen Regel met maximaal 5 "softtoetsen" 7.5.4 Touchscreen – numerieke toetsen Indien er numerieke gegevens moeten worden ingevoerd, wordt automatisch een bijpassend toetsenpaneel op het display weergegeven.
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Omschakelen naar kleine letters. Omschakelen naar numerieke toetsen. Invoer bevestigen en opslaan. Invoercursor naar links verplaat- sen. Invoercursor naar rechts ver- plaatsen. Teken links van invoercursor wissen. Als er geen teken links staat, wordt het teken onder de cursor gewist.
De opstartprocedure is voltooid, als het apparaat horizontaal moet worden gesteld (zie hoofdstuk 7.7.2). 7.6.2 Uitschakelen Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Het totaalstation gaat naar de ruststand. Als de in- en uitscha- keltoets nogmaals wordt inge- drukt, start het systeem weer op en gaat verder op dezelfde plaats als waar het apparaat in de ruststand werd gebracht.
Laserloodintensiteit (stappen 1– 4) verhogen. Laserloodintensiteit (stappen 1–4) verlagen. Bevestigt nivellering. Symbool voor de laserloodweer- gave. Hoe groter de lijndikte, hoe intensiever het laserlood- licht. Weergave van de elektronische libel. Breng de libellen naar het midden. Controleer, nadat de elektronische dooslibel is afgesteld, het laserlood boven het markeerpunt op de grond en verschuif het apparaat eventueel nogmaals op het statief.
Applicatie Theodoliet oproepen voor het instellen van horizontale cirkelwaarden. 7.8.1 Horizontale cirkelweergave instellen De horizontale cirkelaflezing wordt vastgehouden, het nieuwe richtpunt ingesteld en vervolgens wordt de cirkelaflezing weer verwijderd. Actuele Hh-cirkelaflezing aan- houden. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh- waarde te wijzigen.
Waarde voor de horizontale hoek handmatig invoeren. Weergave bevestigen. 7.8.3 Cirkelaflezing op nul zetten Met de optie Hh = 0 kan de horizontale cirkelaflezing op eenvoudige en snelle wijze op "nul" worden gezet. Actuele Hh-hoek op 0 zetten. Functie verlaten. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm zonder de Hh- waarde te wijzigen.
Verticale hoekaanduiding om- schakelen tussen graden en %. 8 Systeeminstellingen 8.1 Configuratie In het programmamenu wordt met de toets Configuratie naar het configuratiemenu gesprongen. Terugkeren naar het vorige scherm. Menu Configuratie oproepen. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Menu Instellingen oproepen. Systeeminformatie oproepen met weergave van serienummer en softwareversies.
Pagina 34
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar het volgende scherm met meer instellingen. Beëindigen en instellingen op- slaan. Instellingen van de automatische uitschakelcriteria, de biep-toon en de taalkeuze. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Terugkeren naar het vorige scherm.
8.2 Tijd en datum Het apparaat heeft een elektronische systeemklok die tijd en datum in verschillende formaten kan weergeven en tevens rekening houdt met de betreffende tijdzones en het omschakelen naar zomer- en wintertijd. Menu's voor het invoeren van datum en tijd oproepen. Invoeren van tijd en datum in het volgende scherm Invoeren van de tijdzone en au- tomatische omschakeling van...
Tijdzones GMT -12:00 tot GMT +13:00 De tijdzones zijn gekoppeld aan hoofdsteden. Autom. zomertijd 9 Functiemenu (FNC) Met de FNC-knop wordt het functiemenu opgeroepen. Deze menu-oproep is altijd in het systeem beschikbaar. Menu voor het invoeren van di- verse atmosferische gegevens. Instellingen opslaan en FNC- menu beëindigen.
9.2 Laserpointer 6 Laserpointer in- en uitschakelen. 9.3 Displayverlichting Displayverlichting in- of uitscha- kelen en lichtsterkte wijzigen. Hoe hoger de helderheid, hoe meer stroom wordt verbruikt. 9.4 Elektronische libel Zie hoofdstuk 7.7.1 Opstelling met markeerpunt op de grond en laserlood. 9.5 Atmosferische correcties Het apparaat gebruikt een zichtbare laser voor de afstandsmeting.
9.5.1 Correctie van de atmosferische invloeden Menu voor het invoeren van di- verse atmosferische gegevens. Instellingen opslaan en FNC- menu beëindigen. Kies de optie PPM. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Kies de betreffende eenheden en voer de druk en de temperatuur in. Atmosferische instelwaarden en bijbehorende eenheden Eenh (Luchtdruk) mmHg...
Terugkeren naar het vorige scherm. Nieuw project selecteren of aan- maken. Weergegeven project bevestigen als actueel project. 10.1.2 Projectkeuze Terugkeren naar het vorige scherm. Projectinformatie weergeven. Nieuw project selecteren of aan- maken. Geselecteerd project bevestigen. Kies een van de weergegeven projecten uit, die als actueel project moet dienen. 10.1.3 Nieuw project aanmaken Alle gegevens worden altijd gekoppeld aan een project.
10.1.4 Projectinformatie Met de projectinformatie wordt de actuele status van het project weergegeven, zoals aanmaakdatum en -tijd, aantal stations en het totale aantal opgeslagen punten. Weergave bevestigen en terug- keren naar de projectkeuze. 10.2 Station en oriëntatie Gelieve veel aandacht te besteden aan dit hoofdstuk. Station instellen is een van de belangrijkste taken bij het gebruik van een totaalstation en vereist nauwkeurig werken.
4 Mogelijkheden voor bepaling van het apparaatstation Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Selectie bevestigen en verder naar de stationsbepaling. AANWIJZING De procedure Station instellen bevat altijd het vastleggen van een positie en een oriëntatie. Als een van de vier applicaties wordt gestart, zoals Horizontale locatie, Verticale locatie, As built, Meet & registreer moet een station en een oriëntatie worden vastgelegd.
Pagina 42
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Selectie bevestigen en verder naar de stationsbepaling. Apparaatopstelling boven punt op bouwlijn Het apparaat wordt opgesteld boven een gemarkeerd punt op de bouwlijn, waarvandaan de te meten punten resp. elementen goed zichtbaar zijn. Hier moet met name rekening worden gehouden met een betrouwbare en stevige opstelling van het statief.
10.2.2.2 Richtpuntinvoer Voor het oriëntatiepunt moet een aanduiding met eenduidige identificatie bij de gegevensopslag worden ingevoerd. Puntnaam invoeren voor het ori- ëntatiepunt. Terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar de oriëntatiemeting. Hoek en afstand meten. Verder met weergave van de nieuw be- rekende stationshoogte.
Terugkeren naar het vorige scherm. Asverschuiving handmatig in- voeren. Meting van het punt starten. Meetwaarden van de as, afstand en hoogte worden weergegeven. De waarden kunnen afzonderlijk worden gemerkt. As draaien. Verder naar de volgende stap. As roteren De richting van de as kan om het startpunt worden geroteerd. Bij het invoeren van positieve waarden draait de as rechtsom, bij negatieve waarden linksom.
Pagina 45
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Selectie bevestigen en verder naar de stationsbepaling. Vrije apparaatopstelling met bouwlijn Voor de vrije opstelling moet een punt op een overzichtelijke plaats worden gezocht, zodat twee referentiepunten van dezelfde bouwlijn waar te nemen zijn en tegelijkertijd een zo goed mogelijk zicht op de te meten punten gewaarborgd Het is in ieder geval raadzaam eerst een markering op de grond aan te brengen en vervolgens het apparaat daarboven op te stellen.
Pagina 46
10.2.3.1 Meting ten opzichte van het eerste referentiepunt op een bouwlijn Naam oriëntatiepunt invoeren. Terugkeren naar het vorige scherm. Hoek en afstand meten. Verder naar de meting ten op- zichte van het tweede referentie- punt. 10.2.3.2 Meting ten opzichte van het tweede referentiepunt Terugkeren naar de meting ten opzichte van het eerste referen- tiepunt.
Verdergaan met het roteren en verschuiven van de as, zoals in de betreffende hoofdstukken beschreven. 10.2.4 Station boven punt instellen met coördinaten Op veel bouwplaatsen zijn punten met coördinaten uit de kartering aanwezig of posities van bouwelementen, bouwlijnen, fundamenten enz… die met coördinaten zijn vastgelegd. In zo'n geval kan bij de stationsetup worden beslist, of in een coördinaten- of een bouwlijnsysteem moet worden gewerkt.
Pagina 48
Stationsnaam invoeren. Terugkeren naar het vorige scherm. Stationsinvoer bevestigen en verder met de oriëntatie. Na het invoeren van de naam van het stationspunt worden de bijbehorende coördinaten of posities opgezocht in de opgeslagen grafische gegevens. Als er geen puntgegevens onder de ingevoerde naam aanwezig zijn, moeten de coördinaten handmatig worden ingevoerd.
Terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar het volgende scherm met meer instellingen. De waarde ΔAh is het verschil tussen de gemeten en de via de coördinaten berekende afstand. Door op de Verder-toets te drukken, kunnen meerdere punten worden gecontroleerd. Op het display verschijnt naast de ΔAh ook de waar voor ΔHh, hetgeen het verschil is tussen de gemeten horizontale hoek en de uit de coördinaten berekende horizontale hoek.
Pagina 50
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Invoer bevestigen en opslaan. Vrije apparaatopstelling met coördinaten Voor de vrije opstelling moet een punt op een overzichtelijke plaats worden gezocht, zodat twee coördinaatpunten goed waar te nemen zijn en tegelijkertijd een zo goed mogelijk zicht op de te meten punten gewaarborgd is. Het is in ieder geval raadzaam eerst een markering op de grond aan te brengen en vervolgens het apparaat daarboven op te stellen.
Pagina 51
10.2.5.1 Meting ten opzichte van het eerste referentiepunt Naam oriëntatiepunt invoeren. Terugkeren naar het vorige scherm. Hoek en afstand meten. Verder naar de meting ten op- zichte van het tweede referentie- punt. Bijbehorende coördinaten of posities worden opgezocht in de opgeslagen grafische gegevens. Indien er geen puntgegevens onder deze naam aanwezig zijn, moeten de coördinaten handmatig worden ingevoerd.
10.3 Hoogte instellen Als naast station en oriëntatie ook nog met hoogtes moet worden gewerkt, d.w.z. het bepalen of uitzetten van richtpunthoogtes, is het tevens noodzakelijk de hoogte van het midden van de telescoop van het apparaat vast te leggen. De hoogte kan met twee verschillende methodes worden ingesteld: Bij een bekende hoogte van het markeerpunt op de grond wordt de instrumenthoogte gemeten –...
Pagina 53
Daartoe is het absoluut noodzakelijk de correcte instrumenthoogte en reflectorhoogte in te voeren. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Hoek en afstand meten. Verder met weergave van de nieuw be- rekende stationshoogte. Weergave van de nieuw berekende stationshoogte na de meting Na het uitvoeren van de hoek- en afstandsmeting wordt de nieuw berekende stationshoogte weergegeven, die bevestigd of afgebroken kan worden.
AANWIJZING Het station wordt altijd opgeslagen in het interne geheugen. Indien de stationsnaam al in het geheugen aanwezig is, moet in zo'n geval het station worden hernoemd resp. een nieuwe stationsnaam worden ingevoerd. Na het instellen van het station wordt verdergegaan met de eigenlijk geselecteerde hoofdapplicatie. 10.3.2 Station instellen met coördinaten (optie hoogte "Aan") Bepaling van een nieuwe stationshoogte Het bepalen van de stationshoogte kan op drie verschillende manieren plaatsvinden:...
Pagina 55
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Hoek en afstand meten. Verder met weergave van de nieuw be- rekende stationshoogte. Weergave van de nieuw berekende stationshoogte na de meting Na het uitvoeren van de hoek- en afstandsmeting wordt de nieuw berekende stationshoogte weergegeven, die bevestigd of afgebroken kan worden.
Weergave van de nieuw berekende stationshoogte na de meting Na het uitvoeren van de hoek- en afstandsmeting wordt de nieuw berekende stationshoogte weergegeven, die bevestigd of afgebroken kan worden. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Station instellen. Station instellen Als de optie met hoogtes is ingesteld, wordt op het scherm Station instellen de stationshoogte weergegeven.
Om de applicatie "Horizontale locatie" te starten, wordt in het applicatiemenu de betreffende toets geselecteerd. Terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar de selectie van meer applicaties. Applicatie Horizontale locatie oproepen. Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. projectkeuze (zie hoofdstuk 13.2) en de betreffende stationskeuze resp.
Pagina 58
Terugkeren naar het vorige scherm. Invoer bevestigen en verder met de weergave voor het uitrichten van het apparaat met betrekking tot het uit te zetten punt. AANWIJZING Uitzetwaarden op de bouwlijn in voorwaartse en achterwaartse richting vanaf het apparaatstation zijn lengtewaarden en uitzetwaarden rechts en links van de bouwlijn zijn offsetwaarden.
Pagina 59
P0 is de apparaatpositie na het opstellen. P1 is het uitzetpunt, waarbij het apparaat reeds is uitgericht ten opzichte van het uitzetpunt. De reflectordrager staat dicht bij de berekende afstand. Na elke afstandsmeting wordt aangegeven met welke waarde de reflectordrager naar voren of naar achteren in de richting van het uit te zetten punt moet worden verplaatst.
Pagina 60
P0 is de apparaatpositie na het opstellen. Indien ten opzichte van een reflectorpositie wordt gemeten, die niet exact in de richting van het nieuwe punt ligt, worden de betreffende correcties Voorw., Terug, Links, Rechts ten opzichte van het nieuwe punt P1 aangegeven. Overzicht van de richtingsaanwijzingen ten opzichte van het uitzetpunt, uitgaande van het laatst gemeten richtpunt Voorw.
AANWIJZING Als bij de stationsetup geen optie voor hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven daaromtrent onderdrukt. Opslag van de uitzetgegevens met bouwlijnen Pt ID Naam van het uitzetpunt. Lijn (ingevoerd) Ingevoerde lengteafstand gebaseerd op de bouwlijn. Offset (ingevoerd) Ingevoerde offsetafstand gebaseerd op de bouwlijn.
Pagina 62
Toont het gekozen punt uit de afbeelding. Afbreken en terugkeren naar het invoeren van uitzetpunten. Punt uit kaart selecteren. Punt uit lijst selecteren. Coördinaten handmatig invoe- ren. Geselecteerd punt bevestigen. AANWIJZING Als de stationsetup zonder hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven onderdrukt. De verdere weergaven zijn gelijk aan de weergaven in het vorige hoofdstuk.
P0 is de apparaatpositie na het opstellen. Indien ten opzichte van een reflectorpositie wordt gemeten, die niet exact in de richting van het nieuwe punt ligt, worden de betreffende correcties Voorw., Terug, Links, Rechts ten opzichte van het nieuwe punt P1 aangegeven. Gegevensopslag van de afbakening met coördinaten Pt ID Naam van het afbakeningspunt.
Als speciale applicatie bestaat ook nog de mogelijkheid om een verticaal Oppervlakte te vergelijken met een theoretisch kaartoppervlak en op die manier de effenheid te controleren resp. te documenteren. Om de applicatie "Verticale locatie" te starten, wordt in het menu van de applicaties de betreffende toets geselecteerd. Terugkeren naar het vorige scherm.
Pagina 65
Een optimale opstelling resp. apparaatpositie is bereikt, als de verhouding van de horizontale referentielengte L ten opzichte van de afstand O de verhouding L : O = 25 : 10 tot 7 : 10 heeft, zodat de ingesloten hoek tussen α = 40° en 100°...
Pagina 66
Afbreken en terugkeren naar Home. Verschuivingen van het referen- tievlak invoeren. Invoer bevestigen en verder met de weergave voor het uitrichten van het apparaat met betrekking tot het uit te zetten punt. Richting naar het uitzetpunt Het apparaat wordt met deze displayweergave uitgericht naar het uit te zetten punt, door het apparaat zolang te draaien tot de rode richtingspijl op "nul"...
Pagina 67
Terugkeren naar het invoeren van de Uitzetwaarden. Resultaten weergeven en op- slaan. Afstand meten en puntuitzet- tingscorrecties bijwerken. Volgende punt invoeren. Displayaanwijzingen voor de richtingsbeweging van het gemeten doel. Voorw. De richtdrager resp. het richtpunt moet verder naar het referentievlak toe worden geplaatst. Terug De richtdrager resp.
Lijn (gemeten) Gemeten lengteafstand gebaseerd op de referentielijn. Hoogte (gemeten) Gemeten hoogte. Offset (v) (gemeten) Gemeten Offset (v) gebaseerd op het referentievlak. ΔLn Verschil in lengtewaarde gebaseerd op de referentielijn. ΔLn = Lijn (gemeten) – Lijn (ingevoerd) ΔH(z) Verschil in de hoogte. ΔH(z) = hoogte (gemeten) – hoogte (ingevoerd) ΔOffs Verschil in offsetwaarde gebaseerd op de referentielijn.
Afbakeningsresultaten met coördinaten Weergave van de afbakeningsverschillen in coördinaten, gebaseerd op de laatste afstands- en hoekmetingen. Terugkeren naar het invoeren van de Uitzetwaarden. Uitzetwaarden en laatste ver- schillen opslaan. Volgende punt invoeren. Gegevensopslag van de afbakening met coördinaten Pt ID Naam van het afbakeningspunt.
Typische toepassingen zijn de controle van muren, kolommen, bekistingen, grote openingen en nog veel meer. Daartoe wordt een vergelijking met de kaartposities gemaakt en worden de verschillen direct ter plekke aangegeven resp. opgeslagen. Om de applicatie "As built" te starten, wordt in het applicatiemenu de betreffende toets geselecteerd. Terugkeren naar het vorige scherm.
Pagina 71
Terugkeren naar het vorige scherm. Invoer bevestigen en verder met de weergave voor het uitrichten van het apparaat met betrekking tot het uit te zetten punt. AANWIJZING Opmeetwaarden op de bouwlijn in voorwaartse en achterwaartse richting vanaf het apparaatstation zijn lengtewaarden en opmeetwaarden rechts en links van de bouwlijn zijn offsetwaarden.
Terugkeren naar het invoeren van de Uitzetwaarden. Uitzetwaarden en laatste ver- schillen opslaan. Volgende punt invoeren. AANWIJZING Als bij de stationsetup geen optie voor hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven daaromtrent onderdrukt. As built gegevensopslag met bouwlijnen Pt ID Naam van het uitzetpunt.
Pagina 73
Invoeren van opmeetpositie (met CAD-tekening) Hierbij worden de opmeetpunten rechtstreeks geselecteerd uit een CAD-tekening. Daarbij is het punt reeds als driedimensionaal of tweedimensionaal punt opgeslagen en wordt het overeenkomstig geëxtraheerd. Toont het gekozen punt uit de afbeelding. Afbreken en terugkeren naar het invoeren van opmeetpunten.
ΔN Verschil noordcoördinaten gebaseerd op het referen- tiecoördinatensysteem. ΔN = noordcoördinaten (geme- ten) – noordcoördinaten (ingevoerd) H(z) Verschil in de hoogte. ΔH(z)= hoogte (gemeten) – hoogte (ingevoerd) ΔO Verschil oostcoördinaten gebaseerd op het referentie- coördinatensysteem. ΔO = oostcoördinaat (gemeten) – oostcoördinaat (ingevoerd) AANWIJZING As built met coördinaten is voor wat betreft de procedure gelijk aan As built-meting gebaseerd op bouwlijnen met...
Pagina 75
1e mogelijkheid – ten opzichte van basispunt Voorbeeld met markeerpunten op de grond Na het meten van het eerste punt hebben alle volgende gemeten punten betrekking op het eerste punt. 2e mogelijkheid – verhouding tussen eerste en tweede punt Voorbeeld met markeerpunten op de grond Meting van de eerste beide punten.
Meting ten opzichte van het eerste referentiepunt Terugkeren naar de project- keuze. Meting van het punt starten. Verder naar de volgende meting. Meting ten opzichte van het tweede referentiepunt Terugkeren naar het vorige scherm. Hoek en afstand meten. Resultaat Ontbrekende lijn weer- geven.
AANWIJZING Bij elke opslag wordt de puntnaam automatisch verhoogd met de waarde "1". De opgeslagen puntgegevens kunnen naar de PC worden verzonden en in een CAD-omgeving of een soortgelijk systeem worden weergegeven en verder verwerkt of voor documentatiedoeleinden worden geprint en gearchiveerd. Om de applicatie Meet en registreer te starten, wordt in het menu van de applicaties de betreffende toets geselecteerd.
Punten meten met bouwlijnen Na voltooiing van de stationsetup kan direct met het meten worden begonnen. Afbreken en terugkeren naar het keuzemenu. Op het display weergegeven waarden voor horizontale af- stand, horizontale hoek en verti- cale hoek opslaan. Horizontale afstand, horizontale hoek en verticale hoek meten en opslaan.
Afbreken en terugkeren naar Home. Meting incl. gegevensopslag starten. De Pt ID (aanduiding) wordt met "1" verhoogd. Afstand meten. Coördinaten weergeven. Weergave omschakelen naar hoekwaarden. Op het display weergegeven waarden voor horizontale af- stand, horizontale hoek en verti- cale hoek opslaan. AANWIJZING Als de stationsetup zonder hoogtes is ingesteld, worden de hoogtegegevens en alle relevante weergaven onderdrukt.
Pagina 80
AANWIJZING In principe wordt van twee gemeten punten gecontroleerd, of deze in de ruimte loodrecht boven elkaar staan. AANWIJZING De metingen kunnen, afhankelijk van de gewenste toepassing, met of zonder reflectorstaaf gebeuren. Terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar de selectie van meer applicaties.
Na de tweede en elke volgende meting worden de correctiewaarden ten opzichte van het 1e referentiepunt in onderstaand scherm bijgewerkt. Terugkeren naar de meting ten opzichte van het eerste referen- tiepunt. Resultaten opslaan. Hoek en afstand meten en cor- rectiewaarden op het display bijwerken.
Meting van het punt starten. Resultaat van de oppervlakte- meting weergeven. Resultaten De resultaten worden opgeslagen in het interne geheugen en kunnen met behulp van Hilti PROFIS Layout op de PC worden weergegeven resp. geprint. Terugkeren naar de project- keuze.
AANWIJZING Er moet beslist op worden gelet, dat het referentiepunt en de volgende ontoegankelijke punten allemaal in een verticaal vlak liggen. Terugkeren naar het vorige scherm. Verder naar de selectie van meer applicaties. Applicatie Indirecte hoogteme- ting oproepen. Na het oproepen van de applicatie worden de projecten resp. de projectkeuze weergegeven. Station instellen is hierbij niet noodzakelijk.
Metingen van volgende punten Het meten van volgende punten gebeurt alleen door middel van het meten van verticale hoeken. Het hoogteverschil ten opzichte van het 1e referentiepunt wordt permanent weergegeven. Nieuwe (volgende) indirecte hoogtemeting, gebaseerd op een nieuw referentiepunt. Resultaten opslaan. 11.9 Punt in verhouding tot de as bepalen 11.9.1 Principe van punt tot as Met de toepassing “Punt tot as”...
Pagina 85
Tweede aspunt meten of selecteren Punt referentieas opnieuw be- noemen of uit het geheugen se- lecteren. Terugkeren naar de meting van het eerste punt. Meting van het punt starten. Verder naar de volgende stap. As verschuiven Het startpunt van de as kan worden verschoven om een andere referentie als oorsprong van het coördinatensysteem te gebruiken.
Het totaalstation gebruikt punten als coördinaatpunten, zogeheten controlepunten of vaste punten en meetpunten met coördinaten. Vaste punten zijn punten met gegeven coördinaten die handmatig in het totaalstation zijn ingevoerd of die met Hilti PROFIS Layout via een USB-massaopslag resp. rechtstreeks met de USB-datakabel zijn verstuurd.
1. Puntcreatie uit kaartdimensies door samenstelling van rechte en gebogen lijnen en weergegeven met grafische elementen In het programma "Hilti PROFIS Layout" kan uit de kaartmaten resp. dimensies in het bouwplan een afbeelding worden gegenereerd, die het zogenaamde bouwplan weergeeft.
AANWIJZING Een project kan als het ware als een bestand worden beschouwd. 12.4.2 USB-massaopslag De USB-massaopslag dient voor het uitwisselen van gegevens tussen PC en totaalstation. Deze wordt niet gebruikt als extra gegevensgeheugen. AANWIJZING Als actief gegevensgeheugen van het totaalstation wordt altijd het interne geheugen van het totaalstation gebruikt. 13 Totaalstation gegevensmanager 13.1 Overzicht De gegevensmanager biedt toegang tot de intern in het totaalstation opgeslagen gegevens.
Terugkeren naar het vorige scherm. Functies voor vaste punten se- lecteren. Kenmerken van het meetpunt oproepen. 13.2.1 Vaste punten (controle- resp. afbakeningspunten) Na het selecteren van het betreffende project kunnen door selectie van de optie Punten, punten met coördinaten worden ingevoerd of bestaande punten met coördinaten worden gewijzigd of verwijderd. 13.2.1.1 Puntinvoer met coördinaten Handmatige invoer van de puntnaam en de coördinaten.
AANWIJZING Punten met bijgevoegde afbeelding kunnen niet worden gewijzigd of verwijderd. Deze mogelijkheid is alleen op de PC met Hilti PROFIS Layout beschikbaar. 13.2.2 Meetpunten Na het selecteren van het betreffende project kunnen stations met de bijbehorende meetpunten worden weergegeven.
13.2.2.1 Stationskeuze Hieronder is de stationskeuze van een handmatig ingevoerde stationsnaam uit een lijst en uit een afbeelding weergegeven. Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Punt uit kaart selecteren. Station en alle bijbehorende meetpunten verwijderen. Punt uit lijst selecteren. Invoer bevestigen en opslaan.
Afbreken en terugkeren naar het vorige scherm. Punt uit kaart selecteren. Punt verwijderen. Punt uit lijst selecteren. Invoer bevestigen en opslaan. 13.2.2.3 Meetpunten verwijderen en weergeven Na de meetpuntselectie kunnen de meetwaarden en coördinaten worden weergegeven en het meetpunt worden verwijderd.
13.4 Project nieuw aanmaken Bij het invoeren van een nieuw project moet worden gecontroleerd, of de projectnaam slechtst eenmaal in het geheugen aanwezig is. Projectnaam invoeren. Afbreken en terugkeren naar de projectkeuze. Invoer bevestigen en opslaan. 13.5 Project kopiëren Bij het kopiëren van een project zijn er verschillende mogelijkheden: Van het interne naar het interne geheugen.
Applicatieresultaten zoals uitzetverschillen, oppervlakteresultaten enz. kunnen door Hilti PROFIS Layout in tekstfor- maat als "Reports" worden weggeschreven. Samenvatting Tussen het totaalstation en Hilti PROFIS Layout kunnen aan beide zijden de volgende gegevens worden uitgewisseld. Totaalstation naar Hilti Profis Layout: Meetgegevens: Puntnaam, hoek en afstand.
AutoCad-compatibel binair gegevensformaat. 14.2.3 Hilti PROFIS Layout gegevensinvoer (import) Invoergegevens Met Hilti PROFIS Layout kunnen de volgende gegevens worden gelezen, omgezet en rechtstreeks met de kabel of via een USB-massaopslag naar het totaalstation worden verstuurd: Puntnamen (vaste punten) met coördinaten en hoogtes.
AANWIJZING In geval van twijfel het apparaat voor controle opsturen naar het Hilti service-center. Stel het apparaat met een goed statief stabiel op. Kies in het applicatiemenu de optie Configuratie.
Pagina 97
Start de kalibratie of bevestig de weergegeven kalibratieniveau's en voer geen nieuwe kalibratie uit. Kies een duidelijk herkenbaar richtpunt binnen ± 3 graden ten opzichte van het horizontale vlak op circa 70-120 m afstand en richt nauwkeurig op het punt. AANWIJZING Zoek een geschikt richtpunt uit, waarop goed kan worden uitgericht.
Wij raden aan uw apparatuur regelmatig te laten controleren door de Hilti Kalibratieservice om de betrouwbaarheid overeenkomstig de normen en wettelijke eisen te kunnen garanderen. De Hilti Kalibratieservice staat te allen tijde tot uw beschikking; het wordt echter aanbevolen om de kalibratie ten minste eenmaal per jaar uit te voeren.
Hilti-apparaten zijn voor een groot deel vervaardigd uit materiaal dat kan worden gerecycled. Voor hergebruik is een juiste materiaalscheiding noodzakelijk. In veel landen is Hilti er al op ingesteld om uw oude apparaat voor recycling terug te nemen. Vraag hierover informatie bij de klantenservice van Hilti of bij uw verkoopadviseur.
Voer de batterijen af volgens de nationale voorschriften. Help het milieu te beschermen. 18 Fabrieksgarantie op de apparatuur Hilti garandeert dat het geleverde apparaat geen van afwijken. Hilti is met name niet aansprakelijk voor materiaal- of fabricagefouten heeft. Deze garantie directe of indirecte schade als gevolg van gebreken,...
Deutschland Als de uitsluitend verantwoordelijken voor dit product ver- klaren wij dat het voldoet aan de volgende voorschriften en normen: 2011/65/EU, 2006/95/EG, 2004/108/EG. Hilti Corporation, Feldkircherstrasse 100, FL‑9494 Schaan Paolo Luccini Matthias Gillner Head of BA Quality and Process Mana-...