6.4
Afsluitende montagewerkzaamheden
Na de montage van de olietoevoerinstallatie alle pijpleidingen, schroefverbindingen en flenzen
□
natrekken, in het bijzonder de aanzuigleidingen (niet toegestaan aanzuigen van lucht). Lekkages
nieuw afdichten.
Controleren of alle voor het transport gedemonteerde apparaten weer gemonteerd zijn.
□
Hiertoe dienen de gegevens in het blad met de technische gegevens, de lijst met apparaten en de
bijbehorende tekeningen in acht te worden genomen.
Benodigde beschermingsvoorzieningen aanbrengen.
□
De olietoevoerinstallatie en pijpleidingen moeten tegen vallende voorwerpen worden beschut.
□
Kabeldoorvoeren tegen binnendringen van vocht beschermen.
□
Een potentiaal moet conform de hiervoor geldende bepalingen en/of richtlijnen gecompenseerd
□
worden!
Zijn er op de olietoevoerinstallatie geen draadgaten voor een aardaansluiting aanwezig, dan moeten
er andere geschikte maatregelen worden genomen. Deze werkzaamheden mogen uitsluitend door
specialisten in de elektrotechniek worden uitgevoerd.
Opmerking
De toevoerleidingen van de elektrische apparaten dienen overeenkomstig aansluittekeningen,
gebruiksaanwijzingen van de apparaten en algemene voorschriften worden uitgevoerd en aangesloten.
De desbetreffende installatie- en gebruiksvoorschriften en nationale en internationale voorschriften
moet in acht worden genomen.
6.5
Controle vóór inbedrijfstelling
Gegevens op het typeplaatje in acht nemen.
□
Controleer, of spanning en frequentie van de motor met de netwaarden overeenstemmen.
□
Controleer, of de motor volgens de voorschriften beschermd is.
□
Controleer, of de elektrische aansluitingen goed vastgedraaid zijn en of de bewakingsapparaten
□
volgens de voorschriften aangesloten en ingesteld zijn.
Controleer, of luchttoevoeropeningen en koelvlakken schoon zijn.
□
Controleer, of het deksel van de aansluitdoos gesloten is en de leidinginvoeren deskundig afgedicht
□
zijn.
BA 9711 nl 11/2014
23 / 42