●
Tabblad [Kwaliteit]
- Selecteer in [Geavanceerde instellingen] > [Resolutie], iets anders dan [1200 dpi] voor de resolutie.
- Selecteer [Handmatige kleurinstellingen] → selecteer [Afstemming modus apparaat] or [Geen bijpassend
stuurprogramma] in [Afstemming modus] op het tabblad [Kleurinstellingen] > [Afstemming]
●
Tabblad [Apparaatinstellingen]
Schakel [Functie [POP-afdrukoptimalisatie]] in op het tabblad [Details] > [Kwaliteit]
Bij het inschakelen van deze functie wordt aanbevolen dat u de tijdstipkeuze voor toner-bijna-op-meldingen
instelt op [POP-afdrukken] van het apparaat. Raadpleeg de handleiding van het apparaat voor meer informatie.
[Speciale modus 1 BPP]
Vermindert de omvang van de gegevens die moeten worden afgedrukt.
[Modus Uitvoeraanpassing]
Schakelt om tussen prioriteit geven aan afbeeldingskwaliteit en prioriteit geven aan snelheid bij het afdrukken.
Selecteer [Aan] om bij het afdrukken beeldkwaliteit voorrang te geven.
[Grijswaardenconversie]
Stelt de methode in voor de conversie van afdrukgegevens in kleur naar grijswaarden.
[Aanpassing breedte]
Past de dikte van specifieke objecten zoals tekst en lijnen aan.
[Overlappen]
Voert een overlappingsproces uit aan de randen tussen tekst of afbeeldingen en de achtergrond om de
vorming van witte lijnen langs de randen van de tekst of de afbeeldingen te voorkomen.
[Details] > Dialoogvenster [Details van overlappen]
Hiermee kunt u de overlappingsbreedte en -dichtheid instellen.
[Tonervolume aanpassen dat wordt gebruikt voor kleurenafdrukken]
Past de hoeveelheid toner aan om te vermijden dat er te veel toner wordt gebruikt bij het afdrukken in kleur.
[Niveau 1] zorgt voor een lichte daling van de hoeveelheid toner in gebieden met sterke kleur. [Niveau 2]
verkleint de hoeveelheid toner overal.
[Grijswaardenconversie van het stuurprogramma gebruiken bij afdrukken in zwart-wit]
Geeft de conversie van de grijswaarden van het stuurprogramma prioriteit boven de conversie van de
toepassing bij het zwart-wit afdrukken.
[Correctieverwerking voor verminderde grafische details]
Corrigeert om de afdrukkwaliteit bij minder afdrukgegevens te handhaven.
[Uniform afdrukken van dunne diagonale lijnen]
Geeft fijne diagonale lijnen een uniforme breedte.
[CanoFine]
Stelt het contrast en de kleurbalans van afbeeldingen bij om afzonderlijke afbeeldingen af te drukken.
[Details] > Dialoogvenster [CanoFine-details]
Zorgt ervoor dat u de afdrukverwerkingsmethode kunt instellen met de functie [CanoFine].
[Kleurenmodus]
Schakelt om tussen afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit. Om automatisch te detecteren of een pagina
in kleur dan wel in zwart-wit moet worden afgedrukt, selecteert u [Auto [Kleur/Z-W]].
[Instellingen voor aantal kleuren] > Dialoogvenster [Instellingen voor aantal kleuren]
Stelt u in staat om te schakelen tussen afdrukken met gebruik van alle kleuren en afdrukken met gebruik van
twee kleuren.
Als u [Twee kleuren] selecteert, stel dan in welke kleur moet worden gebruikt met zwart onder [Kleur te
gebruiken met zwart]. De delen van de afdrukgegevens waarvoor er geen kleurgegevens voorhanden zijn,
Instellingenlijst
133