Draait de pagina's overeenkomstig de stand van de eerste pagina en lijnt het formaat van elke pagina bij N op 1
afdrukken of afdrukken van boekje van afdrukgegevens met pagina's in een verschillende stand.
[Details] > Dialoogvenster [Details van pagina's draaien voor indeling]
Zorgt ervoor dat u de rotatierichting kunt instellen.
[Auto]
Drukt af met de tweede pagina automatisch 90 graden naar links of 90 graden naar rechts gedraaid,
overeenkomstig de oriëntatie van de eerste pagina.
[90 graden rechtsom]
Drukt af met pagina's waarvan de stand verschilt van de eerste pagina 90° naar rechts gedraaid.
[90 graden linksom]
Drukt af met pagina's waarvan de stand verschilt van de eerste pagina 90° naar links gedraaid.
[Veilige afdrukfunctie van het apparaat]
Hiermee worden beperkingen en traceergegevens toegevoegd aan de afdrukgegevens in de vorm van een
puntpatroon. Deze functie is handig bij het afdrukken van vertrouwelijke documenten.
[Kopiesetnummering]
Hiermee kunt u op elk exemplaar een serienummer in semi-transparante tekst afdrukken als u meerdere
exemplaren van een document afdrukt. Deze functie is handig bij het afdrukken van vertrouwelijke
documenten. Het serienummer wordt op vijf posities afgedrukt, linksboven, rechtsboven, linksonder,
rechtsonder en midden op de pagina.
[Details] > Dialoogvenster [Gegevens kopiesetnummering]
Hiermee kunt u het startnummer instellen.
[Afbeeldingen optimaliseren]
Hiermee kunt u instellen of u vereffenen wilt gebruiken om de contouren van tekst en grafieken vloeiender te
maken.
[Speciale afbeeldingsverwerking]
Als vetgedrukte tekens of middelpunten van lijnen ontbreken bij afgedrukte gegevens, selecteert u [Niveau 1].
Als het probleem hierdoor niet wordt opgelost, selecteert u [Niveau 2].
[Speciale afdrukaanpassing A]/[Speciale afdrukaanpassing B]/[Speciale afdrukaanpassing C]/[Correctie
vage afbeelding]/[Stille modus]
Als er lijnen verschijnen in de uitvoer, kunt u de afdrukinstellingen aanpassen om dit te compenseren.
[Speciale afdrukaanpassing A]/[Correctie vage afbeelding] verfijnt de puntjes bij het afdrukken. Probeer eerst
[Modus 1].
[Speciale afdrukaanpassing B] versterkt de hechting van de toner. Probeer eerst [Modus 1].
[Speciale afdrukaanpassing C]/[Stille modus] verlaagt de afdruksnelheid.
Het gebruik van deze functie [Speciale afdrukaanpassing A] kan resulteren in een dunnere afdrukdichtheid en
ruwere afdrukresultaten.
[Speciale effeningsmodus]
Hiermee worden de contouren van tekst, lijnen, grafieken en interne gradaties geëffend.
[Standaardwaarde printer]
Gebruikt de standaardinstelling van het apparaat.
[Modus 1]
Hiermee worden de randen van donkergekleurde tekst, lijnen en grafieken glad afgedrukt. Gewoonlijk drukt u
af met de instelling [Modus 1].
[Modus 2]
Niet alleen de randen maar ook de binnenste halftonen van grafieken worden glad afgedrukt. Als de
binnenste halftonen van donkergekleurde tekst en dikke lijnen een kleurverloop laten zien en niet glad
afdrukken met de instelling [Modus 1] probeert u het met [Modus 2].
[Modus 3]
Hiermee worden donkergekleurde teksten en lijnen glad op halftoonachtergronden afgedrukt. Als de
binnenste halftonen van donkergekleurde tekst en dikke lijnen een kleurverloop laten zien en de randen van
Instellingenlijst
123