Het TPMS maakt gebruik van draadloze
apparaatjes met elektronische
sensoren die op de wielvelgen zijn
gemonteerd om voortdurend de
bandenspanning te controleren. De
sensoren die op elk wiel als deel van
het ventiel gemonteerd zijn, verzenden
diverse gegevens van de banden naar
de ontvangermodule, om de spanning
te kunnen berekenen.
WAARSCHUWING De controle en het
behoud van de juiste spanning van
alle banden zijn zeer belangrijk.
Waarschuwing lage
spanning
bandenspannings-
}controlesysteem
Het systeem waarschuwt de
bestuurder als een of meer banden leeg
zijn met een waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een waarschuwingsbericht en
een geluidssignaal).
Stop in dit geval het voertuig zo snel
mogelijk, controleer de
bandenspanning van elke band en
blaas ze op tot de voorgeschreven
koude bandenspanning. Het systeem
wordt automatisch bijgewerkt en zodra
de informatie over de herstelde
bandenspanning is ontvangen, dooft
het waarschuwingslampje. Het kan
nodig zijn om 20 minuten met een
snelheid van meer dan 20 km/h
te rijden om ervoor te zorgen dat het
systeem deze informatie ontvangt.
Storingen in de werking
van het TPMS
Een systeemstoring wordt gemeld door
het waarschuwingslampje
eerst 75 seconden knippert en daarna
vast blijft branden. Dit kan in een van de
volgende situaties gebeuren:
❒ interferentie veroorzaakt door
elektronische apparatuur of door de
nabijheid van RF-emissies die lijken
op die van de TMP-sensoren.
❒ Toepassing van donkere folie die met
de signalen van de radiogolven
interfereert.
❒ Aanwezigheid van sneeuw of ijs op
de wielen of de wielkasten.
❒ Gebruik van sneeuwkettingen.
❒ Gebruik van wielen/banden zonder
TPM-sensoren.
❒ Het noodreservewiel is niet met een
TPM-sensor uitgerust. Daarom kan
de betreffende bandenspanning
niet door het systeem gecontroleerd
worden.
❒ Als het noodreservewiel een band
vervangt met een lagere spanning
dan de limietspanning, zal bij de
eerstvolgende ontstekingscyclus een
geluidssignaal klinken en zal het
waarschuwingslampje
branden.
❒ Wanneer de oorspronkelijke band
gerepareerd of vervangen is en
deze weer op de plaats van het
dat
noodreservewiel wordt gemonteerd,
zal het TPMS zich automatisch
bijwerken en het lampje doven, op
voorwaarde dat de spanning van
geen van de vier banden lager is dan
de limietspanning. Het kan nodig
zijn om 20 minuten met een snelheid
van meer dan 20 km/h te rijden om
ervoor te zorgen dat het TPMS deze
informatie ontvangt.
gaan
89