Download Print deze pagina

Advertenties

Als de contactsleutel naar STOP wordt
gedraaid of wordt verwijderd en de
draaischakelaar wordt van O naar
gedraaid, gaan het stadslicht en de
kentekenplaatverlichting branden.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
58

GROOTLICHT

Trek, met de draaischakelaar in de
stand
, de hendel naar het stuurwiel
(2e instabiele stand) fig. 59.
Het controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
Trek de hendel nogmaals naar het
stuurwiel om het grootlicht uit te
schakelen (het dimlicht wordt opnieuw
ingeschakeld).
59
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek de hendel naar het stuurwiel (1e
instabiele stand) fig. 60 ongeacht de
stand van de draaischakelaar. Het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel gaat branden.
F1A0065
60
AUTOMATISCH
GROOTLICHT
Om andere weggebruikers niet te
verblinden, worden de lichten
automatisch uitgeschakeld wanneer er
voertuigen naderen die uit de
tegengestelde richting komen of
wanneer u achter een voertuig in
dezelfde richting rijdt.
F1A0066
Het systeem wordt geactiveerd via het
menu-item en door de
lichtenschakelaar naar de stand AUTO
te draaien.
Bij de eerste bediening van het
grootlicht, door aan de hendel te
trekken om het in te schakelen, wordt
de functie geactiveerd en wordt het
pictogram
op het display
weergegeven; als het grootlicht ook
daadwerkelijk aan is, wordt ook het
betreffende blauwe controlelampje
weergegeven.
Als de rijsnelheid hoger dan 40 km/h is
en de functie ingeschakeld is, wordt
deze uitgeschakeld wanneer de hendel
opnieuw naar de grootlichtstand wordt
getrokken.
F1A0067
49

Advertenties

loading