❒ Indien er een wiel verwisseld moet
worden op een helling of een
onverharde weg, leg dan iets onder
de wielen om ze te blokkeren;
❒ neem de gereedschapstas vanonder
de passagiersstoel (zie
"Compartiment onder voorste
passagiersstoel" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig");
In de tas zitten de volgende
gereedschappen:
A - trekoog
B - stang voor sleutel
C - wielboutsleutel
D - krik
E - verlenging voor sleutel
F - handgreep schroevendraaier
G - bit schroevendraaier
180
208
❒ als de gereedschapshouder niet is
bijgeleverd, kan voor speciale
uitrustingsniveaus, een tas met
bovengenoemde gereedschappen
geleverd worden;
❒ bij versies met lichtmetalen velgen,
verwijder het vastgeklemde
wieldeksel;
❒ neem de verlenging voor de sleutel,
de wielboutsleutel en de stang voor
de sleutel uit de
gereedschapshouder;
❒ met de gereedschappen correct
geassembleerd, de
bevestigingsbouten van het wiel dat
verwisseld moet worden één slag
losdraaien;
❒ draai aan de ringmoer om de krik
gedeeltelijk te verlengen;
❒ plaats de krik ter hoogte van de
hefsteun die zich het dichtst bij het te
vervangen wiel bevindt, in de punten
getoond in fig. 179. Bij versies met
korte wielbasis met uitschuifbare
opstaptrede, moet de krik zodanig in
het in fig. 181 aangegeven punt
worden geplaatst (45°) dat de krik
geen contact maakt met de
opstaptrede;
F1A0420
181
❒ waarschuw alle omstanders dat de
auto wordt opgekrikt. Niemand
mag in de nabijheid van het voertuig
komen en het voertuig vooral niet
aanraken tot het weer helemaal op
de grond staat.
F1A0169