24) Het systeem is gebaseerd op
herkenning via een camera.
Bijzondere
omgevingsomstandigheden
kunnen van invloed zijn op de
correcte herkenning van de
verkeersomstandigheden. Daarom
is de bestuurder altijd
verantwoordelijk voor het correcte
gebruik van het grootlicht van de
koplampen in overeenstemming
met de geldende wetten. Zet
de draaischakelaar in de stand
fig. 58 om de automatische
functie uit te schakelen.
25) Als de camera van plaats
verandert door een wijziging in de
belading, kan het systeem tijdelijk
niet werken om de camera in de
gelegenheid te stellen een
automatische kalibratie uit te
voeren.
52
RUITEN REINIGEN
IN HET KORT
Met de rechter hendel fig. 64 worden
de ruitenwissers/ruitensproeiers
bediend, en daar waar voorzien, ook
de koplampsproeiers en de
regensensor.
De bediening werkt alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
RUITENWISSERS/
-SPROEIERS
De rechterhendel kan in vijf
verschillende standen worden gezet:
A ruitenwissers uit.
B wissen met interval.
Draai, met de hendel in stand B, de
draaischakelaar F in één van vier
mogelijke snelheden om de werking
met interval te selecteren:
heel langzaam wissen met
interval.
- - langzaam wissen met interval.
- - - gemiddelde snelheid met interval.
- - - - snel wissen met interval.
C langzaam continu wissen.
D snel continu wissen.
E tijdelijk snel wissen (instabiele stand).
De tijdelijke snelle wiswerking in stand E
blijft actief zolang de hendel handmatig
in deze stand wordt gehouden. Door
de hendel los te laten, springt deze
onmiddellijk weer in de stand A en
schakelen de ruitenwissers automatisch
uit.
3)
64
BELANGRIJK Vervang de wisserbladen
zoals aangegeven in het hoofdstuk
"Onderhoud en zorg".
F1A0071