Gebruiken van de melodiesequencer
Weergeven van een melodie van het
gebeurtenis bewerkingsscherm (Quick Play)
1.
Voer stappen 1 en 3 uit van de procedure onder
"Starten van een gebeurtenis editorbewerking"
op pagina D-87 om het gebeurtenis
bewerkingsmenu te tonen.
2.
Druk op de L-16 (START/STOP) toets.
• Hierdoor wordt de weergave gestart van de melodie die
bewerkt wordt vanaf de eerste maat waar de cursor
zich op dat moment bevindt.
• De weergave stopt automatisch wanneer het einde van
een melodie bereikt was. Druk op de L-16 (START/
STOP) toets om de weergave tussentijds te stoppen.
Selecteren van de gebeurtenistypes die
verschijnen op het Gebeurtenis
Bewerkingsscherm (View Select)
(kijkselectie)
1.
Voer de procedure uit onder "Starten van een
gebeurtenis editorbewerking" (pagina D-87).
2.
Geef d.m.v. de R-17 (i) toets pagina drie van
het gebeurtenis bewerkingsmenu weer met 0
geplaatst bij "ViewSelect".
3.
Druk op de R-16 (ENTER) toets.
• Hierdoor wordt het "View Select" scherm getoond.
4.
Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0
tussen de instelitems en schakel d.m.v. de
draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen de op dat
moment geselecteerde instelling heen en weer
tussen "on" (getoond) en "oFF" (verborgen).
• De tabel hieronder geeft de gebeurtenis weer die
correspondeert aan elk instelitem.
Instelitem
Corresponderende gebeurtenis
Note
Nootgebeurtenis
PitchBend
Toonhoogteregel gebeurtenis
Pedal
Aanhoud, zacht en sostenuto gebeurtenissen
Rhythm
Ritmegebeurtenis
Chord
Akkoordgebeurtenis
Tempo
Tempogebeurtenis
Tone
Toongebeurtenis
D-92
Instelitem
Corresponderende gebeurtenis
Mixer
Mixergebeurtenis (exclusief toongebeurtenis)
Others
Alle overige gebeurtenissen behalve de
bovenstaande.
• Zie "Gebeurtenistype en scherminhoud" (pagina D-88)
voor informatie aangaande elke gebeurtenis.
5.
Druk op de R-15 (EXIT) toets om de instellingen
toe te passen en het "View Select" scherm te
verlaten.
Bewerken van een bestaande gebeurtenis
1.
Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van
het spoor aan dat de gebeurtenis bevat die u
wilt bewerken.
• Zie "Selecteren van een spoor voor bewerken" (pagina
D-91).
2.
Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de
cursor naar de gebeurtenis die u wilt bewerken.
• U kunt d.m.v. de L-14 (dFF) en L-13 (sREW)
toetsen de cursor maat-voor-maat verplaatsen.
3.
Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen de
cursor en verander dan d.m.v. de draairegelaar
of R-14 (–, +) toetsen de waarde bij de
cursorstand.
• De cursor knippert tijdens een
waardeveranderingsbewerking.
• Tijdens het opnemen van nootgebeurtenissen kunt u
de toonhoogte van een noot veranderen door op een
klaviertoets te drukken. Als de cursor zich op de "VEL"
positie bevindt, verandert de snelheidswaarde op
hetzelfde moment als de toonhoogte van de noot.
4.
Druk op de R-16 (ENTER) toets om de
veranderde waarde toe te passen.
• Hierdoor stopt de cursor met knipperen.
Wissen van een afzonderlijke gebeurtenis
1.
Geef het gebeurtenis bewerkingsscherm van
het spoor weer dat de gebeurtenis bevat die u
wilt wissen.
• Zie "Selecteren van een spoor voor bewerken" (pagina
D-91).
2.
Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de
cursor naar de gebeurtenis die u wilt wissen.
3.
Druk op de C-10 (DELETE) toets.
• De gebeurtenis bij de huidige cursorpositie wordt
gewist zodra u op de C-10 (DELETE) toets drukt.