Bewerken van een bestaand ritme
1.
Voer de stappen 1 - 6 uit onder "Repeteren
alvorens een bestaand ritme te bewerken"
(pagina D-104).
2.
Voer de procedure uit onder "Configureren van
de patroonopnameinstellingen (Rec Menu)
(opnamemenu)" (pagina D-106).
• Deze stap is niet nodig wanneer u bewerkingen wilt
uitvoeren d.m.v. oorspronkelijke default instellingen of
als u vorige instellingen wilt gebruiken zonder ze te
veranderen.
3.
Selecteer d.m.v. de L-13 (NORMAL/FILL-IN) of
L-14 (VARIATION/FILL-IN) toets het
begeleidingspatroon dat u wilt bewerken.
• U kunt het INTRO of ENDING begeleidingspatroon of
van een bestaand ritme niet bewerken. Als u een nieuw
begeleidingspatroon wilt creëren (INTRO, ENDING,
etc.) vanaf dit punt, zie dan "Creëren van een nieuw
begeleidingspatroon" (pagina D-109) of "Creëren van
een nieuw ritme vanaf het begin" (pagina D-111).
4.
Druk op de R-17 (u, i) toetsen om het
instrumentonderdeel te selecteren dat u wilt
bewerken.
Momenteel geselecteerde instrumentonderdeel
Momenteel geselecteerd begeleidingspatroon
Huidige status van het geselecteerde instrumentgedeelte
Zie "Gebieden voor bewerken en opnemen van
instrumentonderdelen" (pagina D-102).
5.
Configureer de mixerinstellingen voor het
geselecteerde instrumentonderdeel. U kunt
deze stap overslaan als u mixerinstellingen niet
wilt configureren.
• Hier kunt u op de L-16 (START/STOP) toets drukken
om de weergave van het begeleidingspatroon te
starten en mixerinstellingen configureren terwijl u de
effecten bekijkt van de instellingen op de noten die
worden gespeeld.
Gebruiken van de patroonsequencer
(1) Druk op de C-7 (MIXER) toets om het mixerscherm te
tonen.
(2) Selecteer d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen een van de
items beschreven in de onderstaande tabel en
verander dan d.m.v. de draairegelaar of de R-14 (–,
+) toetsen de instelling.
Display:
Instelling
Itemnaam
TONE:
Specificeert de toon van het
Gedeeltetoon
instrumentgedeelte.
Part:
Schakelt heen en weer tussen
Onderdeel
weergeven (on) en niet
aan/uit
weergeven (oFF) van een
*2
instrument.
Volume:
Specificeert het volume van het
Gedeeltevolu
instrumentgedeelte.
me
Pan:
Specificeert of het geluid van
Gedeeltepan
het gedeelte gehoord kan
worden van de linker of rechter
kant.
Rev.Send:
Specificeert het niveau van
Gedeeltenag
nagalm (pagina D-31)
alm zenden
uitgeoefend op het
instrumentgedeelte.
Cho.Send:
Specificeert het niveau van
Gedeeltezwe
zweving (pagina D-31)
ving zenden
uitgeoefend op een
instrumentgedeelte.
*1 U kunt een van de voorkeuzetonen selecteren behalve
voor de trekorgel- en gebruikerstonen. Enkel
drumsetklanken (toonnummers J:129 tot en met J:146)
kunnen geselecteerd worden voor de drum en percussie
onderdelen. Drumsetklanken kunnen niet worden
geselecteerd voor de bas en de akkoord 1 tot en met 5
gedeelten.
*2 U kunt de noten van afzonderlijke onderdelen tijdelijk
laten klinken, als dat nodig is. Zie stap 5 onder
"Repeteren alvorens een bestaand ritme te bewerken"
(pagina D-104) voor details.
*3 Een kleinere waarde verschuift de panpositie naar links
terwijl een grotere waarde deze naar rechts verschuift.
Een waarde van nul specificeert het midden.
(3) Druk om de mixer te verlaten op de C-7 (MIXER)
toets of op de R-15 (EXIT) toets.
• Hierdoor wordt terug gegaan naar het
patroonsequencerscherm.
Instelbereik
*1
oFF, on
000 - 127
–64 - 00 -
*3
+63
000 - 127
000 - 127
D-107