7.
Druk op de L-16 (START/STOP) toets om de
weergave te stoppen.
• Door op de R-15 (EXIT) toets te drukken zonder op de R-16
(ENTER) toets te drukken in stap 4 hierboven wordt de
frase instelbewerking geannuleerd en het
localiseringsscherm afgesloten.
• Het startpunt en het eindpunt die door de bovenstaande
bewerking gespecificeerd zijn op het localiseringsscherm
worden aangegeven als de oorspronkelijke defaultwaarden
wanneer u het scherm weergeeft om de volgende
gebeurtenis weer te geven.
– "Wissen van alle gebeurtenissen binnen een specifiek
bereik van een spoor" (pagina D-93)
– "Kopiëren van gebeurtenissen binnen een bepaald
bereik naar een gewenste locatie" (pagina D-94)
– "Quantizeren van alle nootgebeurtenissen binnen een
specifiek bereik van een spoor" (pagina D-96)
– "Wissen van alle toonhoogteregel gebeurtenissen binnen
een specifiek bereik van een spoor" (pagina D-97)
Hierdoor kunt u de weergave herhalen en de frase
controleren zodat u de bovenstaande bewerking uit kunt
voeren om deze te bewerken.
Gebruiken van de melodiesequencer
Bewerken van een melodie
De volgende bewerkingen worden ondersteund tijdens
melodiebewerking.
• Wissen van een specifieke melodie of alle melodieën
• Kopiëren een melodie van het ene gebied naar het andere
• Wissen van specifieke maten van een melodie
• Invoegen van blanco maten in een melodie
• Extraheren van de inhoud opgenomen op het
systeemspoor van spoor 04 - 07 of 09 - 16
• Hernoemen van melodieën
Starten van een melodie editorbewerking
1.
Druk op de C-4 (SONG SEQUENCER) toets om
de melodiesequencermodus in te schakelen.
2.
Houd de R-13 (FUNCTION) toets ingedrukt en
druk op de C-4 (EDIT) toets om het
bewerkingsscherm te tonen.
3.
Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toets de 0 naar
"Song Edit" (melodie bewerken) en druk
vervolgens op de R-16 (ENTER) toets.
• Hierdoor wordt het hieronder getoonde
melodiebewerkingsmenu weergegeven.
D-81