Gebruiken van de melodiesequencer
Extraheren van de inhoud opgenomen op het
systeemspoor van spoor 04 - 07 of 09 - 16
Zoals in detail uitgelegd wordt onder "Melodieën, sporen en
gedeelten" (pagina D-70), is het systeemspoor een
afzonderlijk spoor terwijl het toetsenbordspel en de
automatische begeleidingsdata afzonderlijk opgenomen
worden naar meerdere delen (A04 - A07, A09 - A16). De data
van deze delen wordt geëxtraheerd naar de Sporen 04 - 07
en 09 - 16, met elk deel corresponderend met een spoor met
data. Dit maakt het makkelijk om elk begeleidingsdeel
afzonderlijk te bewerken.
Systeemspoor
• Door deze bewerking uit te voeren worden alle data die
momenteel op het systeemspoor opgenomen zijn
gewist behalve voor de roterende effectsnelheid AAN/
UIT data en de tempodata.
• Door deze bewerking uit te voeren worden alle data
gewist die momenteel opgenomen zijn op Sporen 04 -
07 en 09 - 16 en verplaatsen door de data in het
systeemspoor.
1.
Voer de procedure uit onder "Starten van een
melodie editorbewerking" op pagina D-81 om
het melodie bewerkingsmenu te tonen.
2.
Verplaats d.m.v. de R-17 (t, y) toetsen de 0
naar "Extract" en druk daarna op de R-16
(ENTER) toets.
• Hierdoor wordt een "Extract" scherm weergegeven
zoals het hier onder getoonde.
3.
Druk op de R-16 (ENTER) toets.
D-84
A04
B04
A05
B05
A06
B06
A07
B07
A09
B09
A10
B10
A11
B11
A12
B12
A13
B13
A14
B14
A15
B15
A16
B16
4.
Druk als reactie op de "Sure?" boodschap die
verschijnt op de R-14 (YES) toets om het
extraheren te starten of op de R-14 (NO) toets
om te annuleren.
Hernoemen van een melodie
1.
Voer de procedure uit onder "Starten van een
melodie editorbewerking" op pagina D-81 om
het melodie bewerkingsmenu te tonen.
2.
Verplaats d.m.v. de R-17 (y) toets de 0 naar
"Rename" en druk daarna op de R-16 (ENTER)
toets.
• Hierdoor wordt het "Rename" scherm getoond.
3.
Verplaats d.m.v. de R-17 (u, i) toetsen de
cursor naar de naamletterpositie die u wilt
veranderen en selecteer dan d.m.v. de
draairegelaar of de R-14 (–, +) toetsen het
gewenste karakter.
• Zie "Ondersteunde invoerkarakters" (pagina D-160)
voor informatie aangaande de karakters die u kunt
invoeren voor de naam.
• Druk tegelijkertijd op beide R-14 (–, +) toetsen om een
spatie in te voeren.
4.
Druk nadat alles naar wens is op de R-16
(ENTER) toets.
5.
Druk als reactie op de "Sure?" boodschap die
verschijnt op de R-14 (YES) toets om het
bestand te hernoemen of op de R-14 (NO) toets
om te annuleren.