fig. 4
HOOGTEVERSTELLLING VAN
DE VEILIGHEIDSGORDELS fig. 4
ATTENTIE!
De veiligheidsgordels mogen
alleen worden versteld als de
auto stilstaat.
De hoogte van de gordel moet altijd wor-
den aangepast aan het postuur van de in-
zittende. Zo wordt de kans op letsel bij
een ongeval verkleind. De gordel is goed
afgesteld als hij over de schouder halver-
wege tussen nek en uiteinde van de schou-
der ligt.
De gordel is goed afgesteld als hij over de
schouder halverwege tussen nek en uit-
einde van de schouder ligt.
F0P0109m
Druk om de hoogte in te stellen op de
knop A en schuif de beugel omhoog of
omlaag.
ATTENTIE!
Controleer na het afstellen
altijd of de beugel in een van
de vaste posities is geblokkeerd. Laat
de knop los en trek aan de gordel, zo-
dat het bevestigingspunt blokkeert,
als dit nog niet heeft plaatsgevonden.
fig. 5
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDEL VAN DE
MIDDELSTE ZITPLAATS
(indien aanwezig)
De driepunts-veiligheidsgordel van de mid-
delste aparte zitplaats kan zijn uitgerust
met een rolautomaat A-fig. 5.
ATTENTIE!
Bedenk dat achterpassagiers
die geen gordel dragen tij-
dens een ernstig ongeval, niet alleen
zelf een verhoogd risico lopen, maar
ook gevaar opleveren voor de inzit-
tenden voor.
F0P0110m
95