fig. 63/a
CRUISE-CONTROL
(SNELHEIDSREGELAAR)
(indien aanwezig)
"Deze houdt de door de bestuurder ge-
wenste snelheid aan. Dit is een hulpmid-
del tijdens het rijden dat de door de be-
stuurder ingestelde snelheid constant aan-
houdt, mits het verkeer vlot doorstroomt,
maar niet op steile hellingen.
Het systeem kan ingesteld en ingeschakeld
worden als de auto sneller rijdt dan 40
km/h en de vierde versnelling of hoger in-
geschakeld is.
54
Als de auto is uitgerust zowel met een
snelheidsbegrenzer als met cruise-control
(afhankelijk van het land van kentekenre-
gistratie en de motoruitvoering), dan kun-
nen beide functies niet gelijktijdig inge-
schakeld worden.
De cruise-control toont op het instrumen-
tenpaneel informatie over de werking en de
geprogrammeerde snelheid:
F0P0324m
F0P0325m
F0P0055m
F0P0326m
F0P0327m
F0P0328m
Gekozen functie,
aanduiding voor
"Cruise-Control".
Functie uitgescha-
keld, OFF (bijvoor-
beeld bij 107 km/h).
Functie ingeschakeld
(bijvoorbeeld bij 107
km/h).
Snelheid van de auto
hoger (bijvoorbeeld
118 km/h),
de ingestelde
snelheid knippert.
Melding van een
storing in
de werking,
OFF - de streepjes
knipperen.