OPNAMESTAND
AUTOFOCUS-STANDEN
Deze camera heeft twee autofocus-standen. De keuze tussen enkelvoudige en continu AF maakt u in
de basis-sectie van het opnamemenu (blz. 80).
Enkelvoudige autofocus - voor algemene fotografische toepassingen en statische onderwerpen.
Wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt wordt de scherpstelling vergrendeld op het onderwerp
in het scherpstelveld; de vergrendeling blijft gehandhaafd zolang de ontspanknop half ingedrukt
wordt gehouden.
Continue autofocus - voor bewegende onderwerpen. Wordt de ontspanknop half wordt ingedrukt,
dan wordt de autofocus gestart en blijft de autofocus actief totdat de opname gemaakt is.
• Kan het AF-systeem niet scherpstellen als gevolg van een van de moeilijke scherpstelsituaties (blz. 31),
dan wordt er op oneindig ingesteld. Bij gebruik van de flitser wordt ingesteld tussen 3 m en 3,8 m. In dat
geval kan de scherpstelvergrendeling (blz. 30) worden gebruikt op een onderwerp op dezelfde afstand als
het hoofdonderwerp, of er kan met de hand worden scherpgesteld (blz. 71).
• Gebruikt u continu AF met het brede AF-veld (blz. 66), dan verschijnen de AF-sensors om het punt van
scherpstelling te markeren.
• De continue autofocus kan mogelijk moeite hebben op zeer snel bewegende onderwerpen scherp te
stellen. Stel in dat geval handmatig scherp op een punt in de baan van het onderwerp en druk af vlak
voordat het onderwerp dit punt bereikt; er is een klein tijdsverloop tussen het moment van indrukken van
de ontspanknop en het moment de sluiter open gaat.
Enkelvoudige AF
Continu AF
Scherpstelsignaal: rood
• Verwar deze symbolen niet met de lichtmeetsymbolen (blz. 74)
• Er kan altijd een opname worden gemaakt, ook wanneer de scherpstelling niet in orde is.
68
Scherpstelling in orde
Scherpstelling in orde
Scherpstellen onmogelijk. Onderwerp te dichtbij, of
het onderwerp maakt goed scherpstellen onmogelijk.