c
Selecteer een borduurpatroon.
Druk op het gewenste patroon.
→ Het geselecteerde patroon wordt weergegeven in
het patroonweergavegebied.
• Als een verkeerd patroon is geselecteerd of als u een
ander patroon wilt selecteren, drukt u op het
gewenste patroon.
d
Bewerk het patroon indien nodig.
1 Druk op deze toets om het patroon horizontaal te
spiegelen.
e
Druk op
.
Hiermee bevestigt u de patroonkeuze.
→ Het patroonbewerkingsscherm wordt weergegeven.
PATRONEN SELECTEREN/BEWERKEN/OPSLAAN
■ Applicatielettertypen
a
Druk op
→ De lijst van decoratieve lettertypencategorieën
verschijnt.
b
Druk op
→ De lijst met applicatielettertypen verschijnt.
1
.
.
5
159