d
Nadat u de afstelling hebt gedaan, borduurt
u met alle naaldstangen om de
draadspanning te controleren.
Memo
• In de ingebouwde borduurpatronen wordt
een patroon gebruikt om de draadspanning
te controleren. Door dit patroon te
borduren, kan de draadspanning eenvoudig
worden gecontroleerd. Zie pagina 247 voor
meer informatie.
De spanning van de bovendraad
afstellen
Voor borduurwerk moet u de draadspanning zo
instellen dat de bovendraad net zichtbaar is aan de
achterkant van de stof.
a
Draai de draadspanningsknoppen.
1 Draadspanningsknoppen
2 Vaster
3 Losser
4 Markering
ANDERE BASISPROCEDURES
→ Als de draadspanning nog steeds niet goed is
afgesteld, draait u de voorspanningsknop van de
bovendraadgeleider.
1 Spanningsknop bovendraadgeleider
2 Vaster
3 Losser
■ Juiste draadspanning
U kunt het patroon zien aan de achterkant van de
stof. Als de draadspanning niet juist is ingesteld, is
het resultaat niet goed. De stof kan gaan rimpelen,
en de draad kan breken.
1 Bovenkant
2 Achterkant
Volg onderstaande stappen om de draadspanning
aan de situatie aan te passen.
Opmerking
• Als de draadspanning heel zwak is, stopt de
machine mogelijk tijdens het borduren. Dit
duidt niet op een defect. Verhoog de
draadspanning iets, en begin opnieuw te
borduren.
• Zie zonodig pagina 287 om de
spanningsunit opnieuw in elkaar te zetten.
3
125