WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
1
1. Referentiemerkteken
2. Schuifplaat
4. Draai de stelknoppen vast.
De voor- en achtervering afstel-
2
len
Dit model is uitgerust met een elektronisch
verstelbaar veringsysteem. De voorspan-
ning van de achterschokdemper en de
veerdemping van zowel de voorvork als de
achterschokdemper kunnen worden afge-
steld.
WAARSCHUWING
Zorg dat de machine stilstaat voordat u
wijzigingen in de instellingen van de
multifunctionele meter gaat aanbren-
gen. Het aanbrengen van wijzigingen tij-
dens het rijden kan u afleiden en
vergroot het risico op een ongeval.
Voorspanning
Wanneer u rijdt met bagage of een passa-
gier, gebruikt u de afstelfunctie voor de
voorspanning om het veringsysteem aan te
passen aan de belasting. Er zijn 4 voor-
spanningsinstellingen.
OPMERKING
De afstelfunctie voor de voorspanning
wordt alleen weergegeven wanneer
de motor draait.
Wanneer u de voorspanningsinstelling
DAU55424
Bediening bij koude temperaturen:
DWA12423
3-36
wijzigt, worden ook de veerdempin-
gen van de voor- en achtervering
overeenkomstig
aangepast.
"Veerdemping" op pagina 3-38 voor
meer informatie.
• Bij gebruik van de afstelfunctie voor
de voorspanning mag er geen ge-
wicht rusten op de machine.
• Wanneer u de afstelfunctie voor de
voorspanning gebruikt bij omge-
vingstemperaturen in de buurt van
of lager dan 0 °C (32 °F), kan het
waarschuwingslampje elektronisch
verstelbaar veringsysteem gaan
branden ter bescherming van de
motor van de afstelfunctie voor de
voorspanning.
• De vering werkt nog steeds nor-
maal, alleen kunt u de afstelfunctie
voor de voorspanning niet gebrui-
ken.
• Als u het waarschuwingslampje
elektronisch verstelbaar veringsy-
steem wilt terugzetten, wacht u on-
geveer 6 minuten en draait u
vervolgens de sleutel naar "OFF" of
draait u de sleutel direct naar "OFF"
en wacht u vervolgens 6 minuten.
Zie
3