WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
4. Steek het uitsteeksel aan de achterzij-
de van het bestuurderszadel in zadel-
bevestiging B zoals getoond.
1
3
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging B (voor hoge stand)
OPMERKING
Controleer of het bestuurderszadel stevig is
vergrendeld alvorens te gaan rijden.
Kuipruit
Al naar gelang de voorkeur van de bestuur-
der kan de kuipruit in vier verschillende
standen worden gezet.
De kuipruithoogte aanpassen
1. Draai de stelknop van de kuipruit-
2
hoogte aan beide zijden van de kuip-
ruit terug totdat weerstand voelbaar
is. LET OP: Draai de knop niet voor-
bij het punt waarop weerstand voel-
baar wordt. Hierdoor kan de knop
beschadigd raken.
1. Stelknop kuipruithoogte
2. Trek de schuifplaathouders naar bui-
ten en stel dan de kuipruithoogte af.
DAU58982
1. Schuifplaathouder
3. Lijn de schuifplaathouders op de ge-
[DCA20211]
OPMERKING
1
3-35
1
wenste positie uit met de merktekens.
Zorg ervoor dat de schuifplaathou-
ders aan beide zijden van de kuipruit
zijn uitgelijnd met de merktekens op
dezelfde hoogte.
Zorg ervoor dat het uitsteeksel op elke
schuifplaathouder in het correspon-
derende gat in de schuifplaat valt.