WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
1
1. Voorste wielnaaf
1
1. Achterste wielnaaf
Tractieregeling
De tractieregeling draagt bij aan het behou-
den van grip bij het optrekken op gladde
oppervlakken, zoals onverharde of natte
wegen. Wanneer sensoren detecteren dat
het achterwiel begint te slippen (ongecon-
troleerde slip), grijpt de tractieregeling in
door het motorvermogen te reguleren tot-
dat de grip is hersteld. Het controlelampje
tractieregeling knippert om de bestuurder
te laten weten dat de tractieregeling is inge-
schakeld.
OPMERKING
Er zijn mogelijk ook kleine veranderingen in
het motor- en uitlaatgeluid waarneembaar
wanneer de tractieregeling wordt ingescha-
keld.
WAARSCHUWING
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
3-28
DAU58942
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
De tractieregeling kent drie modi:
"TCS 1": Standaardmodus
"TCS 2": Sportieve modus
In deze modus grijpt de tractieregeling
minder snel in, waardoor het achter-
wiel vrijer kan slippen dan in "TCS 1".
"TCS OFF": De tractieregeling is uit-
geschakeld. Bij sommige rijomstan-
digheden kan het systeem ook
automatisch worden uitgeschakeld
(zie "Terugstellen" op pagina 3-29).
Wanneer de sleutel naar "ON" wordt ge-
draaid, wordt de tractieregeling ingescha-
keld en wordt "TCS 1" weergegeven op de
multifunctionele meter.
De modus van de tractieregeling kan alleen
DWA15432
worden gewijzigd met de sleutel in de stand
"ON" en het voertuig in stilstand.
OPMERKING
Als de motorfiets vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, kies dan de modus "TCS OFF" om het
vrijmaken van het achterwiel te vergemak-
kelijken.
3