1.
Controle vooraf.
Stel zeker dat de Powerdrive geschikt is voor de voedingsspanning die u gaat aanbieden (230, 400 of 690V).
•
Stel zeker dat de zekeringen, draaddiameters en waarde van de optionele remweerstand overeenkomen
•
met de specificaties van het toegepaste Powerdrive type zoals voorin deze handleiding is weergegeven.
Controleer de deugdelijkheid van de aarde aansluitingen en de aarding van het scherm v.d. motorkabel.
•
Stel zeker dat de motor voor de juiste spanning geschakeld is (ster of driehoek).
•
2.
Voeding inschakelen:
Maak de basis controleaansluitingen zoals op de volgende pagina is weergegeven.
•
Schakel de voedingsspanning in, in het display zal Inhibit verschijnen.
•
Zodra door middel van de schakelaar klem 29 is geactiveerd, zal Off in display verschijnen.
•
Maak uzelf bekend met het uitlezen en programmeren van parameters en raadpleeg de voorgaande pagina's.
•
Controleer in #0.048 dat het het Open Loop werkingsprincipe is geselecteerd. Volg zonodig de instructie op
•
pagina 76 om dit te bewerkstelligen. Omschakeling naar RFC-A mode wordt vanaf pagina 160 behandeld.
3.
Programmeren van de Real Time Clock:
Programmeer #0.049 op <All menus>
•
Programmeer #6.019 op Set.
•
Programmeer de datum in #6.016 (dag - maand - jaar)).
•
Programmeer de tijd in #6.017 (uur : min : sec).
•
Programmeer #6.019 op Local Keypad.
•
.
4
Toerental wenswaarde:
Sluit de toerental wenswaarde aan op klem 5 . Fabrieksmatig is deze analoge ingang in #0.019 op 4-20mA
ingesteld. Raadpleeg de beschrijving van #0.019 op pagina 74 en maak de gewenste keuze, bevestig een
nieuwe keuze met de rode toets. Lees de binnenkomende wenswaarde uit in #7.001 op de schaal van 0-100%.
5.
Motortemperatuur bewaking:
Indien de motor is uitgerust met een PTC of thermoschakelaar sluit deze dan aan tussen klem 6 en 0V .
•
Activeer de thermistor bewaking door #7.011 op Thermistor te programmeren.
•
6.
Energy saving:
De Powerdrive F300 heeft fabrieksmatig de dynamische Volt/Hertz verhouding geactiveerd, waardoor er bij
werktuigen met een kwadratische koppelkarakteristiek, zoals ventilatoren en centrifugaalpompen, energie
besparing zal optreden. Indien de motor met een constant koppel wordt belast, zoals een compressor, dan is
het zinvol de dynamische Volt/Hertz verhouding in #0.009 uit te schakelen.
7.
Motormap programmeren:
Programmeer de motormap in #0.042 t/m #0.047 overeenkomstig de typeplaat van de aangesloten motor.
8.
Slipcompensatie:
Zodra het toerental van de motortypeplaat is ingegeven zal er belastingafhankelijke slipcompensatie worden
uitgeoefend. Bij werktuigen met een grote massatraagheid, zoals ventilatoren, kan dit oscillatie tot gevolg
hebben. Het kan om die reden zinvol zijn de slipcompensatie in #5.027 uit te schakelen.
9.
Statische autotune:
ATTENTIE!! Een statische autotune van de actuele motor plus motorkabel is zeer bepalend voor het goed
functioneren van de motor-regelaar combinatie.
Programmeer #0.040 op 1 .
•
Activeer de vrijgave op klem 29 en geef een run commando met de groene HAND toets.
•
De Powerdrive zal nu een statische autotune uitvoeren waarna ter afsluiting Inhibit in display zal verschijnen.
•
#0.040 wordt automatisch weer op 0 gezet.
•
Neem vervolgens de vrijgave op klem 29 weer weg.
•
10.
Draairichting controleren:
Activeer de vrijgave op klem 29 en geef een startsignaal met de groene HAND toets.
•
Verhoog met de verticale pijltjes toetsen het toerental vanaf 0rpm en observeer de draairichting van de motor.
•
Stop de motor weer met de rode OFF toets.
•
Indien de draairichting verkeerdom is, geef een Save Parameters instructie in #0.000 , schakel de voeding van
•
de Powerdrive uit en draai twee motorfasen om. Bij hele dikke motorkabels raadpleeg #5.042 op pag. 106.
11A.
Roterende autotune
Indien de motor volledig onbelast kan draaien is het te adviseren een roterende autotune uit te voeren.
Programmeer #0.040 op 2 .
•
Activeer de vrijgave op klem 29 en geef een startsignaal met de groene HAND toets. De motor zal nu eerst
•
gedurende enkele seconden de statische autotune uitvoeren en vervolgens maximaal 36 seconden gaan
draaien op 66% van de nominale snelheid in voorwaartse richting. Na het volbrengen van de autotune zal Inhibit
in beeld verschijnen, #0.040 wordt weer op nul gezet en de motor zal vrij uitlopen.
Neem nu de vrijgave op klem 29 weer weg.
•
Powerdrive F300, Handleiding versie 4.2
Powerdrive F300
Opstarten en inregelen
(motor gaat hierbij niet draaien)
:
Pagina 68 van 198