Implementatie PID regelaar
Omdat de implementatie van een PID-regelaar vaak veel vragen oproept, wordt er hier een voorbeeld implementatie
gegeven van een ventilator die op luchtdruk geregeld wordt. Raadpleeg zonodig de beschrijving van de hieronder
genoemde parameters in het betreffende menu in deze handleiding.
Klem 5, PID-wenswaarde.
Programmering: #07.007 = Volt of mA ingang
#07.010 = 0.000 (+ rode toets)
#14.003 = 7.001 (+ rode toets)
Binnen dit voorbeeld wordt klem 5 als PID wenswaarde gebruikt, dit is de referentie voor het drukniveau waarop
de ventilator moet gaan regelen. Fabrieksmatig is klem 5 als 4-20mA ingang geconfigureerd, d.m.v. #7.007 kan dit
signaal gewijzigd worden naar 0-10V of een een andere vorm van 20mA. In menu 14 kan het niveau van dit
signaal aangepast worden d.m.v. #14.023. De inhoud van deze parameter is de vermenigvuldigingsfactor en kan
worden ingesteld tussen 0,00 en 4,00. Indien de PID wenswaarde niet via een extern signaal ingesteld moet
worden maar d.m.v. een constante waarde, kan dit gedaan worden met digitale wenswaarde #14.025.
Klem 6, PID meetwaarde.
Programmering: #07.011 = Volt of mA ingang
#07.014 = 0.000 (+ rode toets)
#14.004 = 7.002 (+ rode toets)
Dit is de luchtdruk meetwaarde. Fabrieksmatig is klem 6 als 0-10V ingang geconfigureerd, d.m.v. #7.011 kan dit
signaal gewijzigd worden naar een 20mA signaal. Indien op overdruk geregeld wordt waarbij een toenemend
motortoerental resulteert in een toenemende meetwaarde kan er in #7.011 gekozen worden tussen 0-20mA,
4-20mA en 0-10 V. Indien op onderdruk geregeld wordt, waarbij een toenemend motortoerental resulteert in een
afnemende meetwaarde, kan in #7.011 gekozen worden tussen 20-0mA en 20-4mA. In menu 14 kan het niveau
van dit signaal aangepast worden d.m.v. #14.024. De inhoud van deze parameter is de vermenigvuldigingsfactor
en kan worden ingesteld tussen 0,00 en 4,00.
Klem 24, Run vooruit.
Start en Stop van de motor. De samenhangende keuzes met deze functie zijn de vliegende (spin) start in #6.009
(#0.033), ventilator karakteristiek in #5.013 (#0.009), stopmethode in #6.001 en anticondensverwarming in #6.052.
Klem 25, Fire mode.
Programmering: #01.053 = Fire mode frequentie.
Indien binnen de toepassing de Fire mode actief moet kunnen zijn, moet de gewenste Fire mode frequentie in #1.053
ingegeven worden. Fire mode overheerst over de run functie en uitsluitend de vrijgave op klem 29 moet aanwezig
zijn. Raadpleeg eerst de Fire mode beschrijving op pagina 67.
Klem 26, Vrijgave PID-regelaar.
Programmering: #08.025 = 14.008 (+ rode toets)
Vrijgave van de PID-regelaar. Over het algemeen zal klem 26 doorverbonden worden met Run Vooruit, klem 24.
Klem 27, Bevriezen integrator.
Programmering: #8.026 = 14.017 (+ rode toets)
De integrator waarde in de PID-regelaar wordt bevroren met als resultaat dat de uitgang van de PID-regelaar
gefixeerd wordt op de momentele waarde. Dit is zinvol op het moment dat het regelproces verstoord wordt. Als de
ventilator een ruimte op overdruk regelt en een toegangsdeur tot deze ruimte gaat open, dan zal de PID-regelaar
het ventilatortoerental opstuwen en op het moment dat de deur weer sluit zal er een enorme overdruk in de ruimte
kunnen ontstaan. Een deurcontact op de toegangsdeur kan in een dergelijk geval de integrator bevriezen.
Klem 29, Powerdrive vrijgave
Deze klem is over het algemeen doorverbonden met +24V.
Mogelijk zal na een risicoanalyse deze Safe Torque Off ingang vanuit een veiligheidscircuit aangestuurd worden.
Uitgang PID-regelaar.
Programmering: #14.016 = 1.036 (+ rode toets)
#14.014 = 0.00
Bij een 100% uitsturing van de PID-regelaar zal de motor een toerental hebben overeenkomstig de ingestelde
maximum frequentie in #1.006 (#0.002). Indien gewenst kan dit gereduceerd worden met de maximum venster-
waarde in #14.013 waarbij 100% overeenkomt met de frequentie in #1.006.
Indien de motor tijdens het PID-regelproces een minimum toerental moet hebben dan moet dit ingesteld worden
d.m.v. de minimum vensterwaarde in #14.014 (%) en niet d.m.v. de minimum frequentie in #1.007 (#0.001).
Diagnose voorafgaand aan starten van de motor.
Neem de Vrijgave op klem 29 en/of de Run op klem 24 los en druk op de blauwe Auto toets.
Geef de PID-regelaar vrij op klem 26 en analiseer de werking van de PID-regelaar aan de hand van diagnose-
parameters (ruitjes) in het blokschema op de volgende pagina tot aan #1.001.
Sla ter afsluiting de parameters op in het geheugen: #xx.000 = Save Parameters (+ rode toets).
Powerdrive F300, Handleiding versie 4.2
F300 menu 14
PID regelaar
(STO)
Pagina 154 van 198