#5.012 : Autotune
#5.012 = 1 : Statische autotune
Deze autotune kan alleen geschieden indien de motor stilstaat. Eerst moet de motormap in #5.006 t/m #5.010
geprogrammeerd worden. Bij de eerst volgende start zal de statorweerstand en de transiënt inductie gemeten worden
en in de daarvoor bestemde parameters geladen worden. Indien een regelaar nog volledig in fabrieks-programmering
staat, zal bij de eerste start een statische autotune plaatsvinden. Indien bij de eerste start niet de motor is aangesloten
die uiteindelijk op de regelaar aangesloten wordt, dan moet zodra de juiste motor is aangesloten i.v.m. motor- en
kabelweerstand wederom een autotune worden uitgevoerd. Indien bij de eerste start geen motor, of een veel te kleine
motor is aangesloten zal de regelaar een < Resistance> trip genereren. Deze trip kan gereset worden echter de
statorweerstand en transiënt inductie worden geladen met een inhoud van 0. Na deze autotune moeten de run en
vrijgave commando's weggenomen worden om vervolgens weer in staat te zijn te kunnen starten.
#5.012 = 2 : Statische en roterende autotune
Eerst moet de motormap in #5.006 t/m #5.010 geprogrammeerd worden. Deze autotune zal altijd geschieden in de
geselecteerde richting. In aanvulling op de statische autotune zal bij de roterende autotune de magnetiseringsstroom
en motorinductie gemeten worden. De motor zal accelereren tot 2/3 van de nominale motorfrequentie. Bij de roterende
autotune wordt de statorinductie in #05.025 gemeten van waaruit de cos φ bepaald wordt in #05.010 en #0.009. Zolang
er een waarde in #05.025 staat is de cos φ in #5.010 of #0.009 niet meer handmatig te wijzigen. Na deze autotune
moeten de run en vrijgave commando's weggenomen worden om weer in staat te zijn te kunnen starten.
Parameter
#5.010 – Cos φ (#0.009)
#5.017 – Statorweerstand
#5.024 – Transiënt inductie
#5.025 – Stator inductie
#5.059 – Max. dode tijd compensatie
#5.060 – Stroom bij max. dode tijd comp.
#5.013 : Ventilatorkarakteristiek (Energy saving)
Indien #5.013 op 1 gezet wordt, zal de motor een geredu-
ceerde motorspanning toegevoerd krijgen. Het resultaat is
dat er bespaard wordt op de motorverliezen in het gebied
waar het gevraagde motorkoppel laag is. Aan de hand van
het door de Powerdrive berekende motorkoppel zal het
motorspanningsniveau aangepast worden. Dit heeft als
voordeel dat de belastingscurve van het aangedreven
werktuig exact gevolgd zal worden, waardoor een optimale
energiebesparing zal plaatsvinden. Dit werkt echter onder
de voorwaarde dat er slechts één motor op de Powerdrive
is aangesloten. Bij meerdere aangesloten motoren op de
Powerdrive is het mogelijk een gefixeerde Volt/Hertz
karakteristiek te programmeren.
5.009
(400 / 690V)
Motor-
spanning
Motor-
frequentie
Belas tings afhank elijk e relatie tus s en fr equentie en Volt/H er tz v erhouding
Powerdrive F300, Handleiding versie 4.2
F300 menu 5
Motormap
Statisch
Roterend
X
X
X
X
Koppel
- - - - - - - - - - - - - - - - - belasting - - - - - - - - - - - - - - - - - -
100%
75%
50%
5.006
(50 Hz.)
Pagina 107 van 198
X
X
X
X
X
X
Specifieke koppel-toeren
curve van een ventilator
en centrifugaalpomp
Toerental (frequentie)
25%
0%
100 Hz.