Par.nr.
Omschrijving
5.031
Versterking U-DC regeling
5.034
Fluxstroom percentage
5.035
Schakelfrequentie niet halveren bij
thermische overbelasting.
(zie beschrijving op pagina 109)
5.036
Auto schakelfrequentie stapgrootte
5.037
Actuele schakelfrequentie
5.038
Laagste schakelfrequentie
5.039
Maximum temperatuur rimpel
5.040
Voltage boost bij vliegende start
(0.069)
(zie beschrijving op pagina 110)
5.041
Motor voltage headroom
5.042
Motorfasen omkeren
Powerdrive F300, Handleiding versie 4.2
F300 RFC-A menu 5
Motormap
Type
Eenh
Fabr.
progr.
RW,U
1
RO,U
%
0,0
RW,U,
Enabled
Txt
RW,U
2
RO,U
kHz.
RW,U
kHz.
2
RW,U
°C
60
RW,U
1,0
RW,U
%
0
RW,Bit
Off (0)
Pagina 172 van 198
Bereik
Bijzonderheden
30
Tijdens het gecontroleerd decelereren (zie
#2.004) of bij ride through na netuitval (zie
#6.003) zal de tussenkringspanning
constant gehouden worden d.m.v. de
deceleratie. De versterking van deze
regelkring wordt bepaald door #5.031
150,0
Diagnose parameter (zie tevens #4.049)
Enabled
Het thermische model van de Powerdrive
verlaagd de schakelfrequentie zo nodig om
oververhitting van de IGBT transistoren te
voorkomen. Zie ook #5.038
Disabled
Schakelfrequentie blijft gefixeerd op de
inhoud van #5.018
No riple
Verlagen van de schakelfrequentie is
detect
actief, maar de temperatuur rimpel wordt
daarbij niet verwerkt. Overschrijden van de
inhoud van #5.039 resulteert nu in een
overtemp. Trip.
Indien #5.035 is vrijgegeven zal zo nodig
de schakelfrequentie verlaagd worden van
het #5.018 naar het #5.038 niveau.
1
Verlaging met 1 stap, 16>12>8>6>4>3>2
2
Verlaging met 2 stappen, 16>8>4>2
16
Diagnose parameter
2-3-4-6-
Indien automatische schakelfrequentie
8-12-16
halvering is vrijgegeven kan bij oplopende
thermische belasting de schakelfrequentie
teruglopen tot de laagte frequentie. D.m.v.
deze parameter kan hier een minimum
schakelfrequentie aan toegekend worden.
20 - 60
Zie #5.035
10,0
Fabrieksinstelling is voldoende voor kleine
motoren. Bij te hoge waarde accelereert de
motor bij vliegende start vanaf stilstand.
Bij een te lage waarde is de Powerdrive
niet in staat het motortoerental te scannen.
20
De uitgestuurde motorspanning wordt
begrenst op het #5.009 niveau, of lager
indien de voedingspanning lager is.
Indien er instabiliteit in de motorstroom
optreed bij nominaal toerental en de
voedingspanning laat het toe, kan de
maximum motorspanning verhoogd
worden met het percentage van #5.041.
On (1)
Draaiveld op de uitgang wordt omgekeerd,
kan voordeel bieden bij grote motoren met
dikke motorkabels. Omschakeling van
#5.042 alleen mogelijk in de Inhibit status.