Koppelingshendel
1
1. Koppelingshendel
Trek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.
OPMERKING
Voor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 6-3.)
Functies van instrumenten en bedieningselementen
DAU12823
Schakelpedaal
1. Schakelpedaal
2. Schakelsensor
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 6-3.)
De schakelstang is voorzien van een scha-
kelsensor, die deel uitmaakt van het snel-
schakelsysteem.
detecteert bewegingen omhoog en omlaag
en de kracht waarmee het schakelpedaal
wordt bediend.
DAU83690
OPMERKING
Om onbedoelde schakelacties te voorko-
men, is QSS geprogrammeerd om ondui-
delijke invoersignalen te negeren. Schakel
2
daarom steeds met vlotte en voldoende
krachtige bewegingen.
1
De
schakelsensor
4-32
4