OPMERKING
Stel QS
in op 1 voor sportief rijden
of circuitgebruik.
Stel QS
in op 2 voor toeren of
stadsverkeer.
LIF
LIF kan worden ingesteld op 1, 2, 3 of OFF.
Instellingsniveau 3 vermindert het sterkst
het omhoog komen van het wiel en instel-
lingsniveau 1 oefent de minste systeemin-
terventie uit. OFF schakelt LIF uit en LCS
wordt gedeactiveerd voor de geselecteer-
de YRC-modus.
1
LIF
2
1. Systeeminterventie
2. Wiellift
Functies van instrumenten en bedieningselementen
EBM
Dit systeem heeft drie instellingen. Niveau 1
oefent de minste interventie van het motor-
remsysteem uit, en daarmee de hoogste
motorremkracht. Niveau 3 oefent de mees-
te interventie van het motorremsysteem uit,
en daarmee de laagste motorremkracht.
BC
Selecteer BC1 als u alleen het standaard
ABS wilt gebruiken. Selecteer BC2 om het
remregelsysteem de remdruk te laten regu-
leren in de bochten om laterale wielslip te
beperken.
OPMERKING
Voor ervaren rijders en bij circuitgebruik
kan het BC2-remsysteem bij wisselende
3
omstandigheden vroeger ingrijpen dan ver-
2
wacht in relatie tot uw beoogde snelheid of
1
lijn in de bochten.
Een YRC-modus op maat instellen of een
YRC-item aanpassen
1. Selecteer "YRC Setting" op het
scherm MENU.
4-18
MENU
km/h
Display Mode
YRC Setting
Lap Time
Logging
Maintenance
Unit
2. Het scherm "YRC Setting" wordt
weergegeven en het vak voor YRC-
modus "YRC" wordt gemarkeerd.
Druk kort op de wielschakelaar om
toegang te krijgen tot het vak en se-
lecteer vervolgens YRC-modus A, B,
C of D die u wilt aanpassen.
10 : 00
GPS
4