Hoofdstuk 12
op een USB-poort van de computer. Als de kabel goed is aangesloten, schakelt u de
HP Photosmart uit en weer in.
•
Zorg dat de hub is ingeschakeld als u de HP Photosmart aansluit met een USB-hub.
Probeer een rechtstreekse verbinding met de computer te maken als de hub is
ingeschakeld.
•
Controleer eventuele andere printers of scanners. Waarschijnlijk zult u oudere
producten van uw computer moeten loskoppelen.
•
Probeer de USB-kabel aan te sluiten op een andere poort van de computer. Start de
computer na het controleren van de aansluitingen opnieuw op. Schakel de
HP Photosmart uit en weer in.
•
Indien nodig verwijdert u de software die u op de HP Photosmart hebt geïnstalleerd,
en installeert u deze vervolgens opnieuw.
Zie voor meer informatie:
•
"De software verwijderen en opnieuw installeren" op pagina 130
•
"Meer informatie zoeken" op pagina 15
Informatie over printcartridges en de printkop
Lees de volgende tips voor het omgaan met en het onderhouden van HP-inktpatronen
als u verzekerd wilt zijn van een consistente afdrukkwaliteit.
•
Installeer de cartridge op of voor de datum 'Installeren voor' die op de verpakking van
de printcartridge is afgedrukt.
•
Haal printcartridges pas uit de originele luchtdichte verpakking als u ze nodig hebt.
•
Schakel de HP Photosmart door op de knop On (Aan) op het apparaat te drukken.
Schakel het apparaat niet uit door een stekkerdoos uit te schakelen of door het
netsnoer uit de HP Photosmart te trekken. Als u de HP Photosmart niet op de juiste
manier uitschakelt, beweegt de printkopinrichting mogelijk niet naar de
uitgangspositie.
•
Bewaar inktcartridges bij kamertemperatuur (15,6 - 26,6 °C of 60 - 78 °F).
120
Probleemoplossing