De veervoorspanning alleen
4
instellen als de motorfiets
stilstaat.
80
Om hem beter toegankelijk te
maken, gekartelde knop 1 naar
buiten trekken.
WAARSCHUWING
De instellingen van de
veervoorspanning en van de
z
demping zijn niet ingesteld
op de omstandigheden.
Rijgedrag wordt slechter.
Demping aan de veervoorspan-
ning aanpassen.
Om de veervoorspanning te
verhogen, gekartelde knop in
de richting van de pijl HIGH
draaien.
Om de veervoorspanning te
verlagen, gekartelde knop in
de richting van de pijl LOW
draaien.
Basisinstelling veervoor-
spanning achter
zonder Electronic
Suspension Adjustment
SU
(ESA)
Stelknop tot de aanslag in de
richting van de pijl LOW (Volle
tank, met berijder 85 kg)
Gekartelde knop naar binnen in
de uitgangspositie drukken.
Demping
Instelling
De demping moet aan de veer-
voorspanning en de wegomstan-
digheden worden aangepast.
Een oneffen wegdek vereist
een soepelere demping dan
een effen wegdek.
Een verhoging van de veer-
voorspanning vereist een stug-
gere demping, een verlaging
van de veervoorspanning een
zachtere demping.
Demping achterwiel
instellen
De motorfiets neerzetten en
erop letten dat de ondergrond
vlak en stevig is.
Voor een stuggere demping,
stelschroef 1 met boordge-
reedschap in de richting van de
pijl H draaien.
Voor een soepelere demping,
stelschroef 1 met boordge-
reedschap in de richting van pijl
S draaien.