4. Plaats de plaat en de sluitnokken op zodanige
wijze in de sleuven dat de machine de gewenste
afvoer heeft.
5. Draai de hendel terug om de plaat en de
sluitnokken vast te zetten (Figuur 21).
6. Als de nokken de plaat niet op zijn plaats
houden of deze te vast zit, moet u hendel
losmaken en aan de sluitnok draaien. Draai aan
de sluitnok totdat u de gewenste sluitdruk hebt
verkregen.
Figuur 21
1. Sluitnok
2. Hendel
Positie van afvoerplaat
instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld
als aanbeveling voor gebruik. De instelling is
afhankelijk van de soort gras, het vochtgehalte en
de hoogte van het gras.
Opmerking: Als het motorvermogen afneemt
en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde
blijft, opent u de plaat.
Positie A
Dit is de volledig achterwaartse positie. Deze
positie wordt aanbevolen voor de volgende
gevallen.
• Maaiomstandigheden met kort, licht gras.
• Droge omstandigheden.
• Kleine hoeveelheid maaisel.
• Werpt maaisel verder weg van de maaimachine.
3. Draai aan de nok om de
sluitdruk te verhogen of te
verminderen
4. Sleuf
Figuur 22
Positie B
Zet de plaat in deze positie als u het maaisel
opvangt.
Figuur 23
Positie C
Dit is de volledig open positie. Deze positie wordt
aanbevolen voor de volgende gevallen.
• Maaiomstandigheden met hoog, dicht gras.
• Vochtige omstandigheden.
• Vermindert het energieverbruik van de motor.
• Maakt hogere rijsnelheid mogelijk in zware
omstandigheden.
• Deze positie biedt dezelfde voordelen als de
Toro SFS maaimachine.
26