BEDIENING - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Motor starten
Algemene aanwijzingen
Attentie
Bij draaiende motor in gesloten
ruimten bestaat vergiftigingsge-
vaar!
• Vóór het starten de versnellingshendel in
de neutrale stand zetten (bij automatische
schakelbak keuzehendelstand
"STOP"
of
"N") en handrem stevig aantrekken
• Bij wagens met schakelbak tijdens het
starten het koppelingspedaal intrappen; de
startmotor hoeft dan alleen de motor aan te
drijven.
• Zodra de motor draait, direct de contact-
sleutel loslaten: de startmotor mag niet
meedraaien.
• Na het starten van de koude motor kun-
nen korte tijd versterkte motorgeluiden
voorkomen, omdat in de hydraulische klep-
stoters eerst oliedruk moet worden opge-
bouwd Dit is normaal en daarom niet be-
zwaarlijk.
~
De
motor niet met stationair toe-
~
rental laten warmdraaien! Di-
rect wegrijden!
• Hoge toerentallen en volgas voorkomen,
zolang de motor nog niet de bedrijfstempe-
ratuur heeft bereikt.
•
Vanwege de uitlaatgaskatalysa-
tor mag de motor niet door aansle-
pen over een afstand van meer dan
50 m worden gestart'). Anders kan
onverbrande benzine in de katalysa-
tor komen, wat beschadigingen tot
gevolg kan hebben.
Benzinemotoren
Bij
k~ude
motor of als de motor op
bedr1lfstemperatuur iS,voor en tijdens
het starten geen gas geven.
Als de motor niet direct aanslaat, het starten
na 10 seconden onderbreken en na onge-
veer een halve minuut herhalen.
Bij zeer hete motor kan het na het aan-
slaan van de motor nodig zijn iets gas te ge-
ven.
Dieselmotoren
Voorgloeien
De motor is met een voorgloeisysteem uit-
gerust. De vereiste voorgloei tijd wordt door
een door de koelvloeistoftemperatuur gere-
geld voorgloei-controlelampje aangegeven;
zie bladzijde 84.
1)
Geldt niet voor wagens met dieselmotor
• De contactsleutel in stand 2 draaien (zie
bladzijde
75).
Bij koude motor gaat het
voorgloei-controlelampje branden. De mo-
tor wordt voorgegloeid. Het lampje gaat uit,
wanneer het voorgloeien is beëindigd.
Zolang er wordt voorgegloeid, mo-
gen er geen grotere verbruikers zijn
ingeschakeld, de accu wordt anders
onnodig belast.
Als de motor op bedrijfstemperatuur
IS
resp. bij buitentemperaturen boven
+8
oe
brandt het voorgloei-controlelampje
gedurende ca. één seconde - de motor kan
direct worden gestart.
• Direct na het uitgaan van het controle-
lampje de motor starten
Tijdens het starten geen gas geven.
Als de motor onregelmatig begint te
draaien, nog enkele seconden verder star-
ten (maximaal een halve minuut) tot de mo-
tor op eigen kracht verder draait.
Als de motor niet aanslaat, na een pauze van
een halve minuut nogmaals voorgloeien en
opnieuw zoals beschreven starten.
76