TIPS OM HET ZELF TE DOEN
• Montagepen in de vrijgekomen boring
draaien; zie afbeelding.
• Daarna de andere wielbouten eruit
draaien en wiel verwijderen. De montage-
pen blijft in de boring
• Reservewiel (vouwband) plaatsen. Met
behulp van de schroevendraaiergreep de
wielbouten erin draaien en aansluitend met
de wielsleutel handvast aandraaien Dan de
montagepen eruit draaien, en de overblij-
vende wielbout eveneens handvast vast-
draaien
De wielbouten moeten schoon zijn en soe-
pel draaien
Vouwband oppompen
• Stofdopje van ventiel (1) losschroeven.
• Drukslang van de compressor uit de kof-
fer verwijderen en de wartelmoer op het
ventiel schroeven.
• Kabelaansluiting van de compressor in
het stopcontact in de zijbekleding van de ba-
gageruimte of in het stopcontact van de si-
garettenaansteker
steken;
zie
blad-
zijde 131.
• Compressor inschakelen. Na enkele mi-
nuten is dan de benodigde bandenspanning
bereikt Bandenspanning met behulp van
manometer controleren. De compressor
mag nooit langer dan ca. 5 minuten
in werking zijn.
Aanwijzing
Op de vouwband zitten stickers met aanwiJ-
zingen met betrekking tot gebruik alsmede
de voorgeschreven bandenspanning
• Drukslang van het ventiel losmaken en
stofdopje weer erop schroeven.
• Wagen laten zakken en de wielbouten
kruiselings vastdraaien.
• Wieldop resp. sierdop* monteren. Voor
de montage van de wieldop (niet bij vouw-
band als reservewiel) deze eerst bij de uit-
sparing voor het ventiel erop drukken en
daarna rondom laten vastklikken .
• Defecte wiel in de bagageruimte opber-
gen en vastzetten, opdat het niet kan ver-
schuiven.
•
Bij gebruik van de vouwband*
moeten de aanwijzingen op blad-
zijde 200 worden opgevolgd.
205