BEDIENING - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Ventilatie (frisse-luchttoevoer)
Bij de volgende instelling stroomt uit de
roosters 3 en 4 niet-verwarmde frisse lucht:
• Draaischakelaar B in gewenste stand
(stand IIII levert maximale luchthoeveel-
heidl
• Draaischakelaar A linksom tot de aan-
slag.
• Draaischakelaar C op
~.
• Luchtroosters 3 en 4 openen.
Naar behoefte kan de draaischakelaar C ook
in andere standen worden geplaatst.
Algemene aanwijzingen
• Om de verwarming en de ventilatie opti-
maal te laten functioneren moet de lucht-
toevoeropening voor de voorruit vrij van ijs,
sneeuwen bladeren zijn.
• Om het beslaan van de ruiten te voorko-
men, dient de aanjager bij lage rijsnelheden
altijd in de laagste stand te worden gezet.
• Als moet worden voorkomen, dat er ver-
ontreinigde buitenlucht het interieur bin-
nenkomt, moet knop 0 worden ingedrukt.
In deze stand dient niet te lang te worden
gereden om te voorkomen, dat de ruiten be-
slaan.
Door het interieurluchtfilter worden veront-
reinigingen van de buitenlucht (zoals b.v.
stof, stuifmeel enz) in het filter tegenge-
houden. De draaischakelaar hoeft bij deze
wagens alleen in de stand "0" te worden
gezet, als de buitenlucht door gassen is ver-
ontrei nigd.
• Het interieurluchtfilter moet volgens de
intervallen in het Serviceplan worden ver-
wisseld, opdat de verwarmings- en ontwa-
semingscapaciteit niet wordt be·lnvloed.
120