AANWIJZINGEN VOOR HET RIJDEN
Aandrijfslipregeling (ASR)
De ASR voorkomt bij wagens met voorwiel-
aandrijving door reducering van het motor-
vermogen dat de aangedreven wielen bij
het accelereren doordraaien. Het systeem
werkt bij alle snelheden in combinatie met
het ABS. Bij een storing van het ABS valt de
ASR uit.
De ASR wordt bij het starten van de motor
automatisch ingeschakeld. Deze kan bij
snelheden onder 50 km/u door het aantip-
pen van de toets in de middenconsole wor-
den in- en uitgeschakeld; zie bladzijde 111.
Als de ASR werd gedeactiveerd, dan wordt
het systeem bij een snelheid van ca. 70
km/u weer automatisch ingeschakeld.
Bij uitgeschakeld systeem brandt het ASR/
ESP-controlelampje Zie bladzijde 85.
Bij uitgeschakelde ASR blijven de functies
ABS en EDS actief.
De ASR dient normaal gesproken altijd te
zijn ingeschakeld. Alleen bij bepaalde uit-
zonderingsgevallen, als slippen gewenst is,
de regeling uitschakelen:
-
bij het rijden met reservewiel* (vouw-
band)
-
bij het rijden met sneeuwkettingen
-
bij het rijden in diepe sneeuw of op losse
ondergrond en
-
bij het losschommelen van de vastgere-
den wagen.
Daarna dient het systeem weer te worden
ingeschakeld.
Attentie
De rijstijl moet altijd aan de rij-
weg- en verkeersomstandighe-
den worden aangepast. De aan·
geboden hogere veiligheid van
de ASR mag er niet toe leiden risi-
co's te nemen!
Aanwijzing
Om de storingvrije werking van de ASR te
garanderen, dienen alle vier de wielen de-
zelfde banden te hebben. Verschillende af-
rolomtrekken van de banden kunnen tot
een ongewenste reducering van het motor-
vermogen leiden.
Zie ook "Velgen/banden vervangen", blad-
zijde190.
153