RANGE
De opdracht RANGE wordt bij verschillende analoge invoersensoren gebruikt voor het
opnieuw toewijzen (mappen) van het interne ADC (analoge naar digitale converter)
bereik van 0 tot 16383 (14-bit ADC-waardes) aan een drijvende-komma (floating-point)
bereik gespecificeerd als de parameters voor deze opdracht, samen met de sensor
waarop het bereik wordt toegepast. De opmaak voor de instelling van het bereik van
een sensor is RANGE sensor [i] minimum maximum . Om het bereik van een bepaalde
sensor te verwijderen/resetten, stel de minimum- en maximumwaarde in op nul. Bij
het instellen van een geldig bereik moet de minimumwaarde lager zijn dan de
maximumwaarde.
Indien aanwezig kan het huidig bereik van een sensor worden verkregen door de
opdracht R EAD sensor [i] RANGE . Er wordt een uit twee elementen bestaande lijst met
getallen in de vorm van { minimum, maximum } gegeven.
Als er geen bereik op de sensor werd toegepast wordt er een foutmelding
Opmerking:
gegeven als er een poging tot het lezen van het sensorbereik plaatsvindt.
De gemiddelde waarde van een afzonderlijk sensor kan worden verkregen door de
opdracht R EAD sensor [i] RANGE .
'iets' (voor analoge apparaten, wijst het ADC-bereik van 0 tot 16383 toe aan het
RANGE
gespecificeerde bereik, min. < max., min., max. alle waardes).
BRIGHTNESS minimum maximum
Opdracht:
Opdrachtsyntax:
Bereik:
Beschrijven:
123
TI-Innovator™ Hub-opdrachten versie 1.5
BRIGHTNESS minimum maximum
RANGE BRIGHTNESS minimum maximum
Wijzigt/stelt het toewijzen (mapping) van ADC-invoerwaardes
van het ADC-bereik van 0-16383 naar een door de gebruiker
geselecteerd bereik in. De gelezen sensor-waarde wordt hieraan
toegewezen en er wordt een floating-pointresultaat gegeven.
Standaard heeft de ingebouwde BRIGHTNESS-sensor een bereik
van 0-100.
CE Rekenmachines
Gevorderde gebruiker
TI-Nspire™ CX