5
De batterij uit- en inbouwen
F
Batterij enkel met kabelgeleiding monteren
Bij het monteren van een batterij moet altijd een kabelgeleiding (5) met de passende
batterijkabel worden gemonteerd. De lengte van de batterijkabel is afhankelijk van
het batterijtype.
– Bij vervanging van de in de fabriek gemonteerde batterij, neemt u contact op met
de klantenservice van de producent.
M
Gevaar op ongevallen bij het uit- en inbouwen van de batterij
Door het gewicht en de batterijzuren, kan er bij het uit- en inbouwen van de batterij
letsel ontstaan.
– De paragraaf „Veiligheidsvoorschriften bij de omgang met zuurbatterijen" in dit
hoofdstuk in acht nemen.
– Bij het uit- en inbouwen van de batterij veiligheidsschoenen dragen.
– Niet tussen batterij en interne transportmiddel grijpen.
– Uitsluitend batterijen gebruiken met geïsoleerde cellen en geïsoleerde pool-
connectoren.
– Batterijen met open polen of verbindingselementen met een rubberen mat
afdekken.
– Intern transportmiddel horizontaal zetten, om te voorkomen dat de batterij eruit
glijdt.
– Batterij enkel vervangen met hijsmiddelen met voldoende hefcapaciteit.
– Hijsmiddelen moeten verticaal trekken, zodat de batterijtrog niet wordt samenge-
drukt.
– Haken zodanig aanbrengen, dat ze bij ontspannen hijsmiddelen niet op de batterij-
cellen kunnen vallen.
– Enkel toegelaten batterijwisselinrichtingen (batterijwisselwagen, batterijwisselsta-
tion etc.) gebruiken
– Erop letten, dat de batterij stevig in de batterijruimte van het interne transportmiddel
is geplaatst.
D 8
5