Het lampje "batterij ontgrendeld" (rood symbool, 3) brandt op het bestuurdersvenster.
– Bedien de Solopilot (1) in de pijlrichting (T) (tweede hendel), en schuif de
masthouder met gekoppelde batterijwagen zo ver uit dat de batterij vrij ligt voor
onderhoud.
– Laat het pedaal batterijontgrendeling (2) los.
– Schakel de NOODSTOPschakelaar en het contactslot uit.
Z
De veiligheidsschakelaar van de batterij-ontgrendeling laat uitsluitend rijden in
kruipgang toe zolang de batterijwagen is ontgrendeld en het controlelampje (3) niet
is gedoofd. Schuif vóór de inbedrijfstelling van de heftruck de batterijwagen in zijn
uitgangspositie, teneinde batterijwagen en masthouder te ontkoppelen. Het
controlelampje (3) moet zijn gedoofd.
D 4