1
2
3
4
Correcties in las-
Om een optimaal lasresultaat te bereiken kan in veel gevallen de parameter Dynamiek
sen - bedie-
worden ingesteld.
ningspaneel
Handmatig
1
Staafelektrode-
lassen - bedie-
ningspaneel Sy-
Risico op letsel en materiële schade door elektrische schok.
nergisch A
Zodra de netschakelaar in de stand - I - is geschakeld staat de staafelektrode van de elek-
trodehouder onder stroom. Erop letten dat de staafelektrode geen personen of elektrisch
geleidende of geaarde delen raakt (bijv. behuizingen enz.)
1
2
3
4
Netschakelaar in positie "I" schakelen: alle weergaven op het bedieningspaneel lich-
ten kort op
Door middel van de toets Procedure de procedure staafelektrode-lassen kiezen:
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Als de procedure elektrode lassen gekozen is wordt een eventueel aanwezig koelap-
paraat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonderdeel
zijn ingesteld (TR 2000, TR 3000) kunnen onder voorwaarden niet op het bedie-
ningspaneel van de draadaanvoer worden gewijzigd.
Met behulp van instelwiel Draadsnelheid de gewenste stroomsterkte instellen.
De waarde voor de stroomsterkte in A verschijnt in het er boven geplaatste digitale
venster.
Lasprocedure beginnen
Met behulp van de toetsen de dynamiek op de gewenste waarde instellen
De waarde van de parameters wordt door de daartussen geplaatste LED's gesymbo-
liseerd.
VOORZICHTIG!
Netschakelaar in positie "I" schakelen: alle weergaven op het bedieningspaneel lich-
ten kort op
Door middel van de toets Procedure de procedure staafelektrode-lassen kiezen:
De lasspanning wordt met een vertraging van 3 s op de lasbus geschakeld.
Als de procedure elektrode lassen gekozen is wordt een eventueel aanwezig koelap-
paraat automatisch uitgeschakeld. Het is niet mogelijk om dit in te schakelen.
BELANGRIJK! Parameters die op een bedieningspaneel van een systeemonderdeel
zijn ingesteld (TR 2000, TR 3000) kunnen onder voorwaarden niet op het bedie-
ningspaneel van de draadaanvoer worden gewijzigd.
Door middel van de toets Parameterkeuze de parameter Stroomsterkte kiezen.
Door middel van instelwiel de gewenste stroomsterkte instellen.
De waarde van de stroomsterkte wordt in het linker digitale venster getoond.
75