Vonken en hete metaaldeeltjes kunnen ook door kleine kieren en openingen in de omge-
ving terechtkomen. Om te voorkomen dat hierdoor kans op letsel of brandgevaar ontstaat,
moet u passende maatregelen nemen.
Niet lassen in brand- en explosiegevaarlijke omgevingen of aan gesloten tanks, vaten en
buizen als deze niet zijn voorbereid conform de nationale en internationale normen.
Er mag niet worden gelast aan houders waarin zich gassen, drijfstoffen, minerale oliën e.d.
bevinden/hebben bevonden. Restanten van deze stoffen kunnen een explosie veroorza-
ken.
Gevaren door net-
Een elektrische schok is per definitie levensgevaarlijk en kan dodelijk zijn.
en lasstroom
Spanningvoerende delen binnen en buiten het apparaat niet aanraken.
Bij MIG/MAG- en TIG-lassen zijn ook de lasdraad, de draadspoel, de aandrijfrollen en alle
metalen onderdelen die met de lasdraad in aanraking komen, spanningvoerend.
De draadtoevoer altijd op een voldoende geïsoleerde ondergrond plaatsen of een geschik-
te, isolerende unit gebruiken voor de draadtoevoer.
Om uzelf en anderen adequaat tegen aarde- en massapotentiaal te beschermen, dient u
te zorgen voor een voldoende isolerende, droge ondergrond of afdekking. De ondergrond
of afdekking moet het gebied tussen lichaam en aarde- of massapotentiaal volledig afdek-
ken.
Alle kabels en leidingen moeten goed zijn bevestigd, onbeschadigd en geïsoleerd zijn, en
een voldoende dikke kern hebben. Losse verbindingen, verschroeide of beschadigde ka-
bels, of leidingen met een te kleine kern direct vervangen.
Voor elk gebruik de stroomverbindingen handmatig op stevigheid controleren.
Bij stroomkabels met bajonetplug de stroomkabel minimaal 180° om de lengte-as draaien
en voorspannen.
Kabels en leidingen niet om uw lichaam of om lichaamsdelen wikkelen.
De laselektrode (staafelektrode, wolfraamelektrode, lasdraad, enz.)
-
-
Tussen de elektroden van twee lasapparaten kan zich bijvoorbeeld de dubbele nullast-
spanning van één lasapparaat voordoen. Bij gelijktijdige aanraking van de potentialen van
beide elektroden bestaat dan onder bepaalde omstandigheden levensgevaar.
De net- en apparaatkabels regelmatig door een elektromonteur op een juiste werking van
de randaarde laten controleren.
Om goed te kunnen werken, hebben apparaten van beschermingsklasse I een stroomnet-
werk met randaarde evenals een stekkersysteem met randaardecontact nodig.
Het apparaat op een stroomnetwerk zonder randaarde of een stopcontact zonder randaar-
decontact aansluiten is alleen toegestaan als alle nationale bepalingen voor veilige schei-
ding worden nageleefd.
Anders geldt dit als grof nalatig. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeien-
de schade.
Indien noodzakelijk met hiertoe geschikte middelen voor voldoende aarding van het werk-
stuk zorgen.
Niet-gebruikte apparaten uitschakelen.
Bij werkzaamheden op hoogte een valbeschermingsuitrusting dragen.
nooit ter afkoeling in vloeistoffen onderdompelen
nooit aanraken wanneer de stroombron is ingeschakeld.
13