Werken met wachtwoorden
Ter beveiliging van de computer en uw gegevens kunt u wachtwoorden instellen.
Er zijn twee soorten wachtwoorden: het systeemwachtwoord en het
configuratiewachtwoord. Om de computer te kunnen gebruiken, is het niet
noodzakelijk dat u een van beide wachtwoorden instelt. Als u echter besluit een
wachtwoord in te stellen, lees dan de volgende paragrafen aandachtig door.
Systeemwachtwoord
Het systeemwachtwoord ("User Password") voorkomt dat onbevoegde personen
uw computer kunnen gebruiken.
Configuratiewachtwoord
Het configuratiewachtwoord ("Administrator Password") voorkomt dat de
instellingen in het programma IBM BIOS Setup door onbevoegden worden
gewijzigd. Als u verantwoordelijk bent voor de instellingen van diverse
computers, is het verstandig met een configuratiewachtwoord te werken.
Als er een configuratiewachtwoord is ingesteld, verschijnt er iedere keer dat u het
programma IBM BIOS Setup wilt starten een wachtwoordaanwijzing. Als u een
onjuist wachtwoord invoert, verschijnt er een foutmelding. Als u drie maal achter
elkaar een onjuist wachtwoord opgeeft, moet u de computer uitzetten en opnieuw
opstarten.
Als u zowel een systeem- als een configuratiewachtwoord hebt ingesteld, kunt u
een van beide wachtwoorden opgeven. Als u echter van plan bent uw
configuratie-instellingen te wijzigen, moet u het configuratiewachtwoord
opgeven.
Een wachtwoord instellen, wijzigen of wissen
U kunt een wachtwoord als volgt instellen, wijzigen of wissen:
Opmerking: U kunt elke combinatie van maximaal zeven tekens (A-Z, a-z en 0-9)
gebruiken. Om een systeemwachtwoord in te stellen, moet u eerst
een configuratiewachtwoord instellen.
1. Start het programma IBM BIOS Setup (zie Hoofdstuk 4. "Het programma IBM
BIOS Setup" op pagina 27).
2. In het menu van het programma IBM BIOS Setup selecteert u System
Security. Druk op Enter. Voor Help bij het instellen, wijzigen of verwijderen
van wachtwoorden drukt u op F1.
30
Handboek voor de gebruiker