Hieronder worden de knoppen en statuslampjes van de computer beschreven.
Vaste-schijflampje: Als dit lampje brandt, is de computer bezig de koppen van
het vaste-schijfstation in positie te brengen, of is de computer de vaste schijf aan
het lezen of naar de vaste schijf aan het schrijven. Zet de computer niet uit zolang
dit lampje brandt of knippert.
Aan/uit/standby-lampje: Dit lampje gaat branden wanneer u de computer
aanzet.
Aan/uit-knop: Met deze knop zet u de computer aan en uit. Zet de computer niet
uit zolang het vaste-schijf- of diskettelampje brandt.
Opmerking: Normaal gesproken hoeft u de aan/uit-knop slechts heel even in te
drukken. Onder bepaalde omstandigheden kan het echter gebeuren
dat de computer niet onmiddellijk uitgaat. In dat geval moet u de
aan/uit-knop ongeveer vijf seconden ingedrukt houden.
Knop voor verlaging van helderheid LCD-scherm: Druk op deze knop en houd
de knop ingedrukt totdat de gewenste helderheid is ingesteld.
Knop voor verhoging van helderheid LCD-scherm: Druk op deze knop en houd
de knop ingedrukt totdat de gewenste helderheid is ingesteld.
Ontgrendelknop voor apparatuurvak: Als u op deze knop drukt, komt het
apparatuurvak naar beneden en hebt u toegang tot het optische-schijfstation. Als
u het apparatuurvak weer wilt sluiten, duwt u het vak weer omhoog totdat het
vergrendeld is.
Ladeknop optische-schijfstation: Als u op deze knop drukt, gaat de lade van het
optische-schijfstation open en kunt u een schijf plaatsen of verwijderen.
Noodontgrendeling optische-schijfstation: Door een uitgebogen paperclip in dit
gaatje te steken, kunt u de lade van het optische-schijfstation openen als dat op
een andere manier niet lukt.
Optische-schijflampje: Als dit lampje brandt, is de computer bezig met het lezen
van of schrijven naar een optische schijf.
De computer starten
Wat u te zien en te horen krijgt bij het opstarten van de computer, hangt af van de
instellingen in het menu Startup van het programma IBM BIOS Setup. Zie
Hoofdstuk 4. "Het programma IBM BIOS Setup" op pagina 27.
Als er tijdens de zelftest fouten worden gevonden, worden er foutberichten
afgebeeld. Als er een systeemwachtwoord is ingesteld, verschijnt er een
wachtwoordaanwijzing op het scherm. Is er zowel een systeem- als een
configuratiewachtwoord ingesteld, dan kunt u bij de aanwijzing een van beide
wachtwoorden typen. Nadat u uw wachtwoord hebt getypt en op Enter hebt
gedrukt, verschijnt het eerste scherm van het besturingssysteem of
toepassingsprogramma.
12
Handboek voor de gebruiker