5.26
Bedieningsterminal
AMATRON 3
Fig. 74
UX 11200 BAG0101.9 11.17
Via de bedieningsterminal wordt het volgende geregeld:
•
de invoer van de machinespecifieke gegevens.
•
de invoer van de orderspecifieke gegevens;
•
de aansturing van de veldspuit voor het veranderen van de do-
sering bij het spuiten;
•
de bediening van alle functies aan de spuitbomen;
•
de bediening van speciale functies;
•
de bewaking van de veldspuit tijdens het spuiten.
De bedieningsterminal stuurt een machinecomputer aan. Hierbij krijgt
de machinecomputer alle nodige informatie en zorgt hij voor de rege-
ling van de dosering [l/ha] afhankelijk van de ingevoerde dosering
(gewenste hoeveelheid) en de actuele rijsnelheid [km/h].
Zie de handleiding van de software ISOBUS.
AMAPAD
Opbouw en werking van de basismachine
CCI
95