Inhoudsopgave
Advertenties
Naar het veld rijden met ingeschakeld roerwerk
10.3.2
Maatregelen ter vermindering van drift
10.3.3
Verdunnen van de spuitvloeistof met spoelwater
1. Drijf de pomp aan, stel het pomptoerental in
op 450 1/min.
2. Bedieningsterminal:
ten.
→
Er wordt spoelwater via het hulproerwerk
aan de tank toegevoerd.
3. Vulpeil in de tank bewaken.
4. Bedieningsterminal:
verdunnen.
Bij machines met DUS wordt de
sproeileiding gespoeld. Bij het op-
nieuw starten van het sproeien duurt
het twee tot vijf minuten voordat de
geconcentreerde sproeioplossing kan
worden verspreid.
UX 11200 BAG0101.9 11.17
1. Bedieningsterminal uitschakelen.
2. Pomp inschakelen.
3. Gewenste roerintensiteit instellen.
•
Het spuiten naar 's morgens vroeg of 's avonds laat verleggen
(over het algemeen waait het dan minder).
•
Grotere doppen en hogere waterdoseringen gebruiken.
•
Spuitdruk verlagen.
•
Boomwerkhoogte exact in acht nemen, omdat met toenemende
afstand tot de grond het driftgevaar sterk stijgt.
•
Rijsnelheid verlagen (tot minder dan 8 km/h).
•
Gebruik van zogenaamde antidrift (AD)-doppen of injectie
(ID)-doppen (doppen met groter aandeel grove druppels).
•
Rekening houden met de spuitafstand van het betreffende mid-
del.
Verdunnen star-
Beëindig het
Afb. 113
Werken met de machine
165
Advertenties
Inhoudsopgave
