10.4.1
Verdunnen van de overtollige resthoeveelheid in de spuitvloeistoftank en uit-
spuiten van de verdunde resthoeveelheid na het spuiten.
1. Bedieningsterminal:
spuitfunctie uit.
2. Start de pomp met pompbedrijfstoerental.
3. Bedieningsterminal:
ten.
→
Overtollige resthoeveelheid met een
10-voudige hoeveelheid spoelwater ver-
dunnen.
4. Vulpeil in de tank bewaken.
5. Bedieningsterminal:
verdunnen.
6. Spuiten op boordcomputer inschakelen.
→
Spuit zo mogelijk eerst de onverdunde
spuitvloeistof uit de spuitleiding op een on-
behandeld gedeelte van het perceel.
→
Spuit de overtollige resthoeveelheid over
het al behandelde oppervlak.
→
Net zolang verdunde resthoeveelheid uit-
brengen tot er lucht uit de spuitdop komt.
7. Spuiten via de boordcomputer uitschakelen.
8. Reinigen van de veldspuit.
UX 11200 BAG0101.9 11.17
Bedieningsterminal:
Zie de handleiding van de software ISOBUS in de vulweergave in het
menu Werk op.
Schakel de
Verdunnen star-
Afb. 114
Beëindig het
Let bij het uitbrengen van resthoeveelheden op al behandelde opper-
vlakken op de maximaal toegestane dosering van de preparaten.
Werken met de machine
167