Effeningsfactor
Kabellengte
Ø Kabel
Eenheden
Naam
Type
5.2.8
Zender-ingang en AI-monitor-ingang
Selecteer AI Monitor wanneer het aangesloten apparaat zelfstandig kan worden gekalibreerd en de SO600-kalibratie
alleen in mA-eenheden plaatsvindt. Selecteer Zender wanneer het aangesloten apparaat niet zelfstandig kan worden
gekalibreerd en de SO600 wordt gebruikt om de engineeringmeeteenheden te kalibreren.
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan om de instellingen voor de sensor te bekijken of te veranderen.
Alarmen
Dode Band
Reset Kalibratie
Waarden
Kal Nodig Alarm
Alarmonderdrukking Wanneer relais of digitale ingangen geselecteerd zijn, zullen eventuele alarmen die ger-
Effeningsfactor
4 mA Waarde
20 mA Waarde
Eenheden
Naam
Type
5.2.9
Fluorometer
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan om de instellingen voor de sensor te bekijken of te veranderen.
Alarmen
Dode Band
Verhoog de effeningsfactor om de reactie op wijzigingen te dempen. Bij een effeningsfac-
tor van bijv. 10% zal de volgende uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van de
vorige waarde en 90% van de huidige waarde.
De controller compenseert automatisch voor fouten in de gemeten waarden die het gevolg
zijn van lengteverschillen in de gebruikte kabel.
De kabellengtecompensatie is afhankelijk van de diameter van de draad die wordt gebruikt
om de kabel te verlengen
Voer de meeteenheden voor de ingang in, bijvoorbeeld ppm.
Hier kunt u de naam aanpassen waarmee de betreffende sensor wordt geïdentificeerd.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten.
De alarmgrenswaarden laag-laag, laag, hoog en hoog-hoog kunnen worden ingesteld.
Dit is de dode band voor het alarm. Bijvoorbeeld, als het hoog alarm is ingesteld op 7,00
en de dode band op 0,1, dan wordt het alarm geactiveerd bij 7,01 en weer gedeactiveerd
bij 6,90.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren vol-
gens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties in. Stel
deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
elateerd zijn aan deze ingang worden onderdrukt wanneer het geselecteerde relais of de
geselecteerde digitale uitgang actief is. Dit wordt gewoonlijk gebruikt om alarmen te voor-
komen als er geen monsterstroom langs de digitale ingang van de debietschakelaar stroomt.
Verhoog de effeningsfactor om de reactie op wijzigingen te dempen. Bij een effenings-
factor van bijv. 10% zal de volgende uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van
de vorige waarde en 90% van de huidige waarde.
Voer de waarde in die overeenkomt met een 4mA-uitgangssignaal van de zender.
Voer de waarde in die overeenkomt met een 20mA-uitgangssignaal van de zender.
Selecteer de meeteenheden voor de zender.
Hier kunt u de naam aanpassen waarmee de zender wordt geïdentificeerd.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten. De keuze van AI-monitor en zender
is alleen beschikbaar wanneer een sensorkaart van het type 4-20 mA is geïnstalleerd.
De alarmgrenswaarden laag-laag, laag, hoog en hoog-hoog kunnen worden ingesteld.
Dit is de dode band voor het alarm. Bijvoorbeeld, als het hoog alarm is ingesteld op 7,00
en de dode band op 0,1, dan wordt het alarm geactiveerd bij 7,01 en weer gedeactiveerd
bij 6,90.
51