Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Bereik
Eenheden
Naam
Type
5.2.3

Temperatuur

Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan om de instellingen voor de sensor te bekijken of te veranderen.
Alarmen
Dode Band
Reset Kalibratie
Waarden
Kal Nodig Alarm
Alarmonderdrukking Wanneer relais of digitale ingangen geselecteerd zijn, zullen eventuele alarmen die ger-
Effeningsfactor
Naam
Element
5.2.4
pH
Instellingen
Raak het Instellingen-pictogram aan om de instellingen voor de sensor te bekijken of te veranderen.
Alarmen
Dode Band
Reset Kalibratie
Waarden
Kal Nodig Alarm
Alarmonderdrukking Wanneer relais of digitale ingangen geselecteerd zijn, zullen eventuele alarmen die ger-
Effeningsfactor
(Bereik) Selecteer het geleidbaarheidsbereik dat het best overeenkomt met de voor-
waarden waarin de sensor zal worden gebruikt.
(Eenheden) Selecteer de meeteenheden voor de geleidbaarheid.
Hier kunt u de naam aanpassen waarmee de betreffende sensor wordt geïdentificeerd.
Selecteer het type sensor dat moet worden aangesloten.
De alarmgrenswaarden laag-laag, laag, hoog en hoog-hoog kunnen worden ingesteld.
Dit is de dode band voor het alarm. Bijvoorbeeld, als het hoog alarm is ingesteld op 100 en
de dode band op 1, dan wordt het alarm geactiveerd bij 100 en weer gedeactiveerd bij 99.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren vol-
gens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties in. Stel
deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
elateerd zijn aan deze ingang worden onderdrukt wanneer het geselecteerde relais of de
geselecteerde digitale uitgang actief is. Dit wordt gewoonlijk gebruikt om alarmen te voor-
komen als er geen monsterstroom langs de digitale ingang van de debietschakelaar stroomt.
Verhoog de effeningsfactor om de reactie op wijzigingen te dempen. Bij een effenings-
factor van bijv. 10% zal de volgende uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van
de vorige waarde en 90% van de huidige waarde.
Hier kunt u de naam aanpassen waarmee de betreffende sensor wordt geïdentificeerd.
Selecteer het specifieke temperatuursensortype dat moet worden aangesloten.
De alarmgrenswaarden laag-laag, laag, hoog en hoog-hoog kunnen worden ingesteld.
Dit is de dode band voor het alarm. Bijvoorbeeld, als het hoog alarm is ingesteld op 9,50
en de dode band op 0,05, dan wordt het alarm geactiveerd bij 9,51 en weer gedeactiveerd
bij 9,45.
Open dit menu om de sensorkalibratie terug te zetten naar de standaardwaarden.
Voor de weergave van een alarmbericht als herinnering om de sensor te kalibreren vol-
gens een regelmatig schema. Voer hiervoor het aantal dagen tussen de kalibraties in. Stel
deze op 0 in wanneer er geen herinneringen nodig zijn.
elateerd zijn aan deze ingang worden onderdrukt wanneer het geselecteerde relais of de
geselecteerde digitale uitgang actief is. Dit wordt gewoonlijk gebruikt om alarmen te voor-
komen als er geen monsterstroom langs de digitale ingang van de debietschakelaar stroomt.
Verhoog de effeningsfactor om de reactie op wijzigingen te dempen. Bij een effenings-
factor van bijv. 10% zal de volgende uitlezing bestaan uit een gemiddelde van 10% van
de vorige waarde en 90% van de huidige waarde.
48

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave