Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Procedure Voor Evaluatie Van De Geleidbaarheidselektrode; Procedure Voor Evaluatie Van De Ph/Redox-Elektrode; Diagnoselampjes - Onguard B600 Series Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

RELAY OR ANALOG OUTPUT CONTROL FAILURE
Dit alarm wordt geactiveerd wanneer de software voor die ingang of uitgang niet correct is uitgevoerd
Possible Cause
De software werkt niet
FRAM FILE SYSTEM ERROR
Dit alarm wordt geactiveerd wanneer de FRAM niet gedetecteerd wordt tijdens het opstarten
Mogelijke oorzaak
De FRAM werkt of werkte niet
8.3

Procedure voor evaluatie van de geleidbaarheidselektrode

Probeer eerst de elektrode te reinigen (raadpleeg hfdst. 7.1).
Om de elektrode te controleren, controleert u de aansluitingen van de elektrode met de aansluitklemmen (raadpleeg
figuur 7). Zorg ervoor dat de juiste kleuren naar de juiste aansluitingen gaan en dat de aansluitingen goed vast zitten.
Schakel de spanning weer in en controleer of de geleidbaarheid weer normaal is. Is dat niet het geval, vervang dan de
elektrode.
8.4

Procedure voor evaluatie van de pH/Redox-elektrode

De meest voorkomende oorzaak van een kalibratiefout is een elektrodeprobleem. Probeer eerst de elektrode te reinigen,
herhaal vervolgens de kalibratie. Mislukt dit opnieuw, vervang dan de elektrode en herhaal de kalibratie.
Het meest gebruikelijke probleem zijn natte of slechte verbindingen. Controleer de aansluiting van de elektrode met de
kabel op vocht. Controleer de verbindingen tussen de kabel en de aansluitklemmen. Zorg ervoor dat deze goed vast zitten,
dat de aansluitklem niet om de kunststof mantel klemt en dat de draden naar de juiste aansluitklem zijn geleid. Als er er
een verdeeldoos tussen de elektrode en de controller is geïnstalleerd, controleert u de bedrading daar eveneens.
U moet bij de aansluitklemmen een spanning meten van +5VDC ±5% en -5VDC ±5% t.o.v. IN. Is dat niet het geval,
is de controller defect. U moet de IN+ t.o.v. IN- (gelijkspanningsschaal) kunnen meten en overeenkomstige waarden
krijgen voor de gebruikte bufferoplossingen. Is dat niet het geval, is de voorversterker of diens bedrading defect.
Als laatste mogelijkheid kunt u proberen de voorversterker te vervangen.
8,5

Diagnoselampjes

Een aantal printplaten in de controller zijn uitgerust met diagnoselampjes.
VOEDINGS-/RELAISKAART ORANJE NEON (ALLEEN BIJ MODELLEN MET RELAIS MET VOEDING)
Geeft de status aan van de zekering die de relais beschermen. Normale werking is AAN. Indien niet aan:
Mogelijke oorzaak
Zekering is doorgebrand of niet aanwezig
Controllermodel heeft alleen droog contact of pulspropor-
tioneel relais
CONTROLLERKAART D7-LED
Geeft de status van de softwaretoepassing aan. Normale werking is dat 5 seconden na inschakeling de led een lang
knippersignaal, twee korte knippersignalen, een lang knippersignaal geeft en dan dooft. Als dat niet gebeurt:
Mogelijke oorzaak
Controllersoftware wordt niet uitgevoerd
Defecte controllerkaart
CONTROLLERKAART D8-LED
Geeft de status van de 5VDC-voeding aan. Normale werking is AAN. Indien niet aan:
Mogelijke oorzaak
Correction Action
Wanneer een foutmelding vanzelf verdwijnt, is ingrijpen niet nodig
Wanneer de foutmelding niet verdwijnt, spanning uit- en inschakelen.
Wanneer de foutmelding niet verdwijnt, de controller terugsturen voor
reparatie.
Correctieve maatregelen
Wanneer een foutmelding vanzelf verdwijnt, is ingrijpen niet nodig.
Wanneer de foutmelding niet verdwijnt, spanning uit- en inschakelen.
Wanneer de foutmelding niet verdwijnt, de controllerkaart vervangen.
Correctieve maatregelen
Vervang de zekering
Normaal
Correctieve maatregelen
Probeer de spanning uit en weer in te schakelen om de kaart te resetten
Vervang de controllerkaart
Correctieve maatregelen
97

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave