3.0 UITPAKKEN & INSTALLATIE
3.1
Het toestel uitpakken
Inspecteer de inhoud van de doos. Maak de vervoerder onmiddellijk attent op tekenen van schade aan de controller of
aan de onderdelen ervan. Neem contact op met uw verdeler (dealer) als er onderdelen ontbreken. De doos moet een
SO600 Controller en een bedieningshandleiding bevatten. Alle opties of toebehoren moeten ook aanwezig zijn, zoals
besteld.
3.2
Montage van de kast met de elektronische onderdelen
De behuizing van de controller wordt geleverd met montagegaten. De behuizing moet op de muur worden bevestigd, op
ooghoogte en op een trillingsvrij oppervlak. Gebruik alle vier de montagegaten voor een maximale stabiliteit. Gebruik
M6 (1/4" diameter) bevestigingen, aangepast aan de aard van de wand. De beschermingsgraad van de behuizing is
NEMA 4X (IP65). De maximale bedrijfstemperatuur bedraagt 55°C (131°F); daarmee moet rekening worden gehouden
als de installatie gebeurt op een plaats waar een hoge temperatuur heerst. Rond de kast moet de volgende vrije ruimte
aanwezig zijn:
Bovenaan:
Links:
Rechts:
Onderaan:
3.3
Sensorinstallatie
Zie de specifieke instructies die bij de sensor worden geleverd voor gedetailleerde aanwijzingen in verband met de montage.
Algemene richtlijnen
Breng de sensoren aan op een plaats waar een actieve bemonstering van het water mogelijk is en waar de sensoren gemak-
kelijk kunnen worden verwijderd om ze te reinigen. Breng de sensor zodanig aan, dat zich geen luchtbellen vormen rond
het voelergedeelte. Breng de sensor zodanig aan, dat zich geen bezinksel of olie opstapelt rond het voelergedeelte.
Montage van de in-line sensor
In-line gemonteerde sensoren moeten zodanig zijn aangebracht dat het T-stuk altijd vol is en de sensoren nooit droog
komen te staan door een daling van het vloeistofpeil. Raadpleeg figuur 2 voor een typische installatie.
Maak een aftakking aan de afvoerzijde van de circulatiepomp zodat een minimumdebiet van 1 gallon (3,8 liter) per
minuut door het spruitstuk van de debietschakelaar loopt. Het monster moet onderaan het spruitstuk binnenstromen
om de debietschakelaar te bedienen en terugkeren naar een punt met een lagere druk om de stroming te verzekeren.
Installeer een afsluiter aan beide kanten van het spruitstuk om het debiet te stoppen voor onderhoud van de sensor.
BELANGRIJK: Om scheurvorming aan de binnenschroefdraden van het meegeleverde leidingwerk te voorkomen,
mag u niet meer dan 3 windingen PTFE-tape aanbrengen en de koppelingen niet sterker dan VINGERvast plus ½
draai aandraaien! Gebruik geen toevoegmiddel voor leidingen om de schroefdraad van de debietschakelaar af te
dichten, aangezien hierdoor het doorzichtige plastic zou barsten!
Montage van de dompelsensor
Als de sensoren in de procesvloeistof moeten worden ondergedompeld, bevestig ze dan stevig aan het vat, en
bescherm de kabel met kunststof buis, bovenaan verzegeld met een pakkingbus om een voortijdige uitval te voor-
komen. Plaats de sensoren in een zone waar de oplossing goed in beweging is.
Sensoren moeten zo geplaatst worden dat ze snel reageren op een goed gemengd monster van het proceswater en de
behandelingschemicaliën. Als ze te dicht bij het inspuitpunt van de chemicaliën liggen, zullen ze concentratiepieken
zien en te vaak cyclisch in- en uitschakelen; als ze te ver van het inspuitpunt van de chemicaliën zijn aangebracht,
zullen ze te traag reageren op de concentratiewijzigingen, en zult u het instelpunt voorbijschieten.
De contactgeleidbaarheidssensor moet zo dicht mogelijk bij de controller geplaatst worden, op een maximumafstand van
ca. 75 m (250 ft). Minder dan 8 m (25 ft) is aanbevolen. De kabel moet tegen elektrische stoorsignalen worden beschermd.
Leg de kabels voor de sensorsignalen (laagspanning) altijd minstens 15 cm van wisselstroomkabels.
50 mm (2")
203 mm (8") (niet van toepassing voor voorbedrade types)
102 mm (4")
178 mm (7")
9