Storingen oplossen
Diagnose
Storing/gedrag
van de installa-
tie
Brander start
niet.
Zuurstofcorro-
sie (waterzijde)
Rookgastempe-
ratuur te hoog.
Veiligheidsklep
blaast af.
Ketel produ-
ceert natte
stoom.
50
Storingsoorzaak
Er is geen spanning.
Veiligheidscircuit is geactiveerd. Veiligheidsinrichting controle-
Branderstoringslampje brandt.
Brandstoftoevoer onderbroken.
Andere storingen volgens de instructies van de branderfabrikant
verhelpen.
Bijvullen van ongeschikt water.
Ketel wordt te vaak zonder con-
servering buiten bedrijf gesteld.
Warmteovergang wordt door vuil
aan rookgas- en waterzijde ver-
laagd.
Nom. vermogen van de ketel
wordt overschreden.
Afblaasdruk komt niet overeen
met de max. toegel. werkdruk.
Werkdruk is te hoog.
Klepzitting vuil.
Waterslot (vóór drukregelaar)
verstopt.
Alkaliteit van het ketelwater te
hoog.
Waterniveau te hoog ingesteld.
Maatregel
Hoofdschakelaar inschakelen.
ren.
Ontstoringsknop aan het bran-
derbesturingsapparaat indruk-
ken.
Afsluitarmaturen in de brand-
stofleiding en de filter controle-
ren op vlotte doorstroming.
Waterbehandelingsinstallatie
en inspuitinrichting volgens de
richtlijn van de VdTÜV contro-
leren.
In plaats van uitschakelen om-
schakelen naar stand-by
(95 ºC) .
Ketel reinigen.
Vermogen van de brander con-
troleren.
Afblaasdruk controleren en evt.
veiligheidsklep vervangen.
Instelling drukregelaar en druk-
begrenzer controleren en corri-
geren.
Klepzitting reinigen.
Buis reinigen.
Ketel regelmatig spuien, evt.
ontzoutingsinrichting monte-
ren, waterbehandeling volgens
VdTÜV-richtlijn en aanwijzin-
gen vanaf pagina 20 uitvoeren,
nageschakelde stoomleiding
aftappen.
Elektrodelengte controleren.