Inhoudsopgave
Advertenties
Installatie en inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling
De functiecontrole mag uitsluitend onder
toezicht van een deskundige plaatsvin-
den. Daarbij moet zijn veiliggesteld dat
de ketel altijd onmiddellijk via de "NOOD-
STOP" buiten bedrijf kan worden
gesteld.
Instelling ontziltingsregelaar
De instelling gebeurt ook hier volgens de
voorschriften van de fabrikant.
De maximaal mogelijke geleidbaarheid
van het ketelwater is vastgelegd in de
waternormen (bijv. EN 12953, deel 10
respectievelijk pagina 20), die in de uit-
komsten kunnen verschillen. Als maxi-
mumwaarden mogen 6000 µS/cm tot
20 bar niet worden overschreden. De
regelwaarde moet met de exploitant wor-
den afgestemd. De functie
Bewijs
Aan de hand van de eerste inbedrijfstel-
ling moet een protocol met vermelding
van de vastgestelde en ingestelde waar-
den worden opgesteld.
Instructies
Na de eerste ingebruikname moet het
bedienpersoneel worden geïnstrueerd.
Inbedrijfstelling na stilstand van de ketel
De inbedrijfstelling na stilstand moet in
principe plaatsvinden door iemand van
het bedienpersoneel ter plaatse. Opstar-
ten vanaf de externe regelkamer is niet
toegestaan. De inbedrijfstelling moet in
de volgende volgorde plaatsvinden:
34
(vervolg)
van de grenswaardeschakelaar voor de
maximale geleidbaarheid moet worden
getest door de gewenste waarde te ver-
lagen.
Uitkoken
Het uitkoken van de ketel vóór inbedrijf-
stelling is uit proces- en veiligheidstech-
nisch oogpunt niet verplicht voor groot-
waterruimketels.
Waterafsluitingen
Tijdens de inbedrijfstelling moeten alle
waterafsluitingen en flenzen worden
gecontroleerd op dichtheid en worden
vastgedraaid conform pagina 41 punt
18.
De opdrachtgever moet dit protocol
ondertekenen.
Over de instructies moet een protocol
worden opgesteld.
1. De installatie betreden om de cor-
recte toestand te controleren.
2. Inbedrijfstelling schakelkast – con-
tactschakelaar "AAN".
3. Inbedrijfstelling van de voeding.
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
