Bedieningsinstructies
Functies
(vervolg)
Functie
Automatisch
werkende be-
veiliging tegen
watergebrek,
bestaande uit:
■ Twee niveau-
elektroden
■ Bijbehorende
evaluatietoe-
stellen
Veiligheidsklep wP
Werking
■ Fysische beveiliging van de ketel
tegen druk boven de max. toegel.
bedrijfsdruk P1,
■ aanspreekdruk klep = max. toegel.
werkdruk stoomketel,
Test/controle
Bedrijfscontrole in regelmatige intervallen of
conform nationaal voorschrift.
Regelmatige controle door geconcessio-
neerde firma of teststand.
Afsluitklep ontluchting wQ
Werking
Ontluchting van de ketel bij het
vullen of na het opnieuw star-
ten van de installatie in druklo-
ze toestand.
12
Bedrijfstoe-
stand
Normaal
waterpeil
Te laag
waterpeil
De minimale ke-
telwaterinhoud
weer bereiken
Bediening
Tijdens het opwarmen klep
openen en weer sluiten, zodra
zichtbaar stoom vrijkomt.
Bedieningsinstructies
Branderbedrijf vrijgegeven.
Veiligheidscircuit gesloten.
Elektrode duikt in het geleidend ketelwater en
registreert een geringe weerstand.
Elektrode duikt niet in het geleidende ketelwa-
ter en meldt een hoge weerstand.
Veiligheidscircuit en branderbedrijf permanent
onderbroken.
Veiligheidscircuit weer vrijgeven.
Branderblokkering opgeheven.
■ afblaascapaciteit klep ≥ max. stoom-
productie (ketel),
■ druktoename max. P1 plus 10 % bij
maximale afblaascapaciteit,
■ sluitdruk ligt bij P1 minus 10 %.
Bedieningsinstructies
Hendel kort beluchten - hendel niet
vrij loslaten (zie bedieningshandlei-
ding van de fabrikant).
Loodjes niet verwijderen.
Bedieningsin-
structies
Lucht/stoom moet
gevaarloos wor-
den afgevoerd.